Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser 1] , V-nummer: [V-nummer] , eiser
Samenvatting
.Eisers krijgen geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 oktober 2025, wordt de afwijzing van de aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van vier Eritrese eisers behandeld. De eisers, die zich willen vestigen bij hun (half-)broer, hebben hun aanvragen ingediend onder de beperking van verblijf als familie- of gezinslid. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen afgewezen op 20 februari 2023, en na bezwaar is deze afwijzing bevestigd op 24 december 2024. De rechtbank heeft op 6 augustus 2025 de zaak behandeld, waarbij de referent en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de eisers hun identiteit en de familierechtelijke relatie met de referent niet aannemelijk hebben gemaakt. De minister heeft geen aanleiding gezien om het voordeel van de twijfel te geven, omdat de overgelegde documenten, waaronder doopaktes en een verklaring van de streekgemeente, niet voldoende bewijs boden. De rechtbank benadrukt dat het aan de vreemdeling is om zijn identiteit en familierechtelijke relatie te staven met documenten. De rechtbank concludeert dat de minister een juiste integrale beoordeling heeft gemaakt en dat de belangenafweging tussen de Nederlandse Staat en de eisers in het nadeel van de eisers uitvalt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.