ECLI:NL:RBDHA:2025:19538

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.2783
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese zussen en broer op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke band

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 oktober 2025, wordt de afwijzing van de aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van vier Eritrese eisers behandeld. De eisers, die zich willen vestigen bij hun (half-)broer, hebben hun aanvragen ingediend onder de beperking van verblijf als familie- of gezinslid. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen afgewezen op 20 februari 2023, en na bezwaar is deze afwijzing bevestigd op 24 december 2024. De rechtbank heeft op 6 augustus 2025 de zaak behandeld, waarbij de referent en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de eisers hun identiteit en de familierechtelijke relatie met de referent niet aannemelijk hebben gemaakt. De minister heeft geen aanleiding gezien om het voordeel van de twijfel te geven, omdat de overgelegde documenten, waaronder doopaktes en een verklaring van de streekgemeente, niet voldoende bewijs boden. De rechtbank benadrukt dat het aan de vreemdeling is om zijn identiteit en familierechtelijke relatie te staven met documenten. De rechtbank concludeert dat de minister een juiste integrale beoordeling heeft gemaakt en dat de belangenafweging tussen de Nederlandse Staat en de eisers in het nadeel van de eisers uitvalt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2783
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

mede namens
[eiser 2] , V-nummer: [V-nummer] ,
[eiser 3] , V-nummer: [V-nummer] en
[eiser 4] , V-nummer: [V-nummer] , eiseressen samen aangeduid als eisers
(gemachtigde: mr. W.J. Rohlof), en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: A. Hadfy-Kovacs).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvragen van eisers om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’. Eisers zijn het niet eens met de afwijzing van de aanvragen. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvragen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister de aanvragen van eisers heeft kunnen afwijzen
.Eisers krijgen geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eisers hebben aanvragen ingediend voor een mvv voor verblijf bij hun (half-)broer [referent] (referent). De minister heeft deze aanvragen met het besluit van 20 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 december 2024 op het bezwaar van eisers is de minister bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister. Referent heeft tijdens de zitting gebruik gemaakt van een telefonische tolk.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het besluit
3. Referent is als alleenstaande minderjarige vreemdeling naar Nederland gekomen en heeft een asielvergunning gekregen. Referent heeft vervolgens een aanvraag voor een mvv voor zijn zussen en halfbroer (eisers) ingediend.
4. De minister heeft de aanvragen afgewezen omdat de identiteit van eisers en de familierechtelijke relatie met referent niet aannemelijk zijn gemaakt. De minister heeft geen aanleiding gezien om het voordeel van de twijfel te geven. De minister heeft verder overwogen dat ten behoeve van eiseressen geen toestemmingsverklaring van de achterblijvende ouder is overgelegd. Dat hun moeder is overleden is niet aannemelijk gemaakt. De minister heeft tussen referent en eiseressen aangenomen dat er sprake is van familie- en gezinsleven op grond artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De gemaakte belangenafweging tussen de belangen van de Nederlandse Staat enerzijds en het belang van referent om het gezinsleven met eiseressen in Nederland uit te oefenen anderzijds, valt in het nadeel van referent en eiseressen uit. Tussen referent en eiser heeft de minister geen familie- en gezinsleven aangenomen.

Identiteit eisers en familierechtelijke relatie met referent

5. De minister heeft een integrale beoordeling gemaakt van alle overgelegde documenten en/of afgelegde verklaringen. Eiseressen hebben ter onderbouwing van hun identiteit en de familierechtelijke relatie met referent duplicaten van doopaktes en een verklaring van de streekgemeente [gemeente] overgelegd. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn identiteit en de familierechtelijke relatie met referent zijn doopakte overgelegd. De minister heeft Bureau Documenten opdracht gegeven om de door eisers overgelegde documenten te onderzoeken. Bureau Documenten is tot het oordeel gekomen dat de doopaktes van eiseressen hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd zijn opgemaakt. Volgens de minister is niet aannemelijk dat de zussen van referent geen enkel document hebben waarmee zijn hun identiteit of de familierechtelijke relatie nader kunnen onderbouwen. De verklaring van de streekgemeente [gemeente] is ook onderzocht door Bureau Documenten. Er kan over deze verklaring geen uitspraak worden gedaan over de echtheid, opmaak, afgifte en inhoud. Als wel van de inhoud zou worden uitgegaan, dan onderbouwt dit document niet de identiteit en familierechtelijke relatie omdat de ouders van eiseressen niet in dit document worden genoemd en ook de geboortedatum van eiseressen niet in dit document staat genoemd. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat de moeder van referent en eiseressen zou zijn overleden. Over de doopakte van eiser heeft Bureau Documenten geoordeeld dat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid, opmaak en afgifte en dat niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. De minister ziet verder niet in waarom eiser op geen enkele wijze zijn identiteit en familierechtelijke relatie kan onderbouwen. Hij kan daarbij door zijn moeder worden ondersteund. De minister is van oordeel dat referent weliswaar een bepaalde inspanning heeft ingeleverd om de aanvraag compleet te krijgen, maar dat deze inspanning te summier is.
6. Eisers voeren aan dat de minister het voordeel van de twijfel had moeten geven met betrekking tot hun identiteit en familierechtelijke relatie met referent. Referent heeft verklaard waarom zijn zussen niet over identiteitsdocumenten beschikken. De zussen van referent waren minderjarig en woonachtig in een klein dorp en hoefden niet tussen regio’s heen te reizen. Zij hadden dus geen behoefte aan documenten. Er zijn doopaktes van eisers overgelegd en er is ten behoeve van eiseressen een verklaring van de streekgemeente [gemeente] overgelegd. De minister heeft onvoldoende waarde gehecht aan de inspanningen die referent heeft verricht om alsnog aan bewijs te komen. De minister had verder in het kader van zijn samenwerkingsverplichting nader onderzoek moeten doen naar de verklaringen van referent met betrekking tot het onderzoek dat door Bureau Documenten is uitgevoerd. Er is geen sprake van ‘equality of arms’. Eisers hebben niet de mogelijkheid om een contra-expertise uit te voeren, omdat de enige mogelijke contra-expert, de heer [naam] , niet geschikt wordt bevonden door rechtbanken.
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers hun identiteit en de familierechtelijke relatie met referent niet aannemelijk hebben gemaakt. Het is in de eerste plaats aan de vreemdeling om zijn gestelde identiteit en de familierechtelijke relatie te staven. Dat kan door het overleggen van documenten waaruit zijn identiteit en de familierechtelijke relatie blijkt. De overgelegde doopaktes van eisers zijn door Bureau Documenten onderzocht en op basis daarvan is van de doopaktes van eiseressen geoordeeld dat deze hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd zijn opgemaakt. Over de doopakte van eiser kan geen uitspraak over de echtheid worden gedaan. Ook over de verklaring van de streekgemeente [gemeente] kan Bureau Documenten geen uitspraak over de echtheid doen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)i is een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten een deskundigenadvies, waar de minister in beginsel van mag uitgaan. De minister heeft voldaan aan zijn vergewisplicht.
8. Eisers stellen dat het voor hen niet mogelijk is om een contra-expertise te verrichten. Maar niet valt in te zien dat eisers niet ook op andere wijze hun identiteit en familierechtelijke relatie aannemelijk hadden kunnen maken. Zoals de minister niet ten onrechte heeft aangegeven is de verklaring van streekgemeente [gemeente] , zelfs als van de echtheid zou worden uitgegaan, onvoldoende om de identiteit en familierechtelijke relatie tussen eiseressen en referent aannemelijk te maken. Er staat immers niet in die verklaring wat hun geboortedata zijn en ook hun ouders worden niet genoemd. Verder heeft de minister kunnen meewegen dat niet aannemelijk is gemaakt dat de moeder van eiseressen is overleden. Referent heeft hier, zoals de minister niet ten onrechte heeft aangevoerd, zeer summier over verklaard. Referent kan niet aangeven wanneer zijn moeder overleden, wat de doodsoorzaak was en of zij is begraven. Daarbij zijn eisers volgens de verklaringen van referent opgevangen door zijn tante en kregen zij van hun tante alles wat zij nodig hadden. Eiser heeft een biologische moeder in het land van herkomst, zodat er kan worden uitgegaan dat hij kan onderbouwen wie hij is en wie zijn familieleden zijn. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat niet aannemelijk is gemaakt dat er geen enkel ander document is, zoals bijvoorbeeld schoolpassen, diploma’s, dat eisers kunnen overleggen.
9. Naar het oordeel van rechtbank heeft verweerder een juiste integrale beoordeling gemaakt door daarbij alle documenten en de verklaringen van eisers en referent daaromtrent te betrekken. Hoewel referent inspanningen heeft verricht om aan documenten te komen, heeft de minister kunnen oordelen dat die niet voldoende zijn om aan eisers het voordeel van de twijfel te gunnen.
Artikel 8 van het EVRM
10. De minister heeft tussen referent en eiseressen familie- en gezinsleven op grond artikel 8 van het EVRM aangenomen. De gemaakte belangenafweging tussen de belangen van de Nederlandse Staat enerzijds en het belang van referent om het gezinsleven met eiseressen in Nederland uit te oefenen aan de andere kant, valt in het nadeel van referent en eiseressen uit. Tussen referent en eiser heeft de minister geen familie- en gezinsleven aangenomen.

Familie- en gezinsleven tussen referent en eiser

11. Eiser voert aan dat er sprake is van hechte persoonlijke banden tussen referent en eiser. Eiser en referent hebben samengewoond tot aan het vertrek van referent. De minister heeft de financiële afhankelijkheid en het zo vaak mogelijk hebben van telefonisch contact ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken. Dat referent eiser niet heeft genoemd tijdens zijn asielgehoor is te verklaren, er werd hem immers niet expliciet gevraagd naar halfbroers.
12. Tussen minderjarige kinderen en overige bloed- of aanverwanten bestaat alleen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM als sprake is van hechte persoonlijke banden. De Afdeling heeft eerder overwogen dat de vraag of er sprake is van hechte persoonlijke banden een kwestie van feitelijke aard is, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024ii. Of sprake is van hechte persoonlijke banden, moet altijd worden afgeleid uit een zorgvuldige en gemotiveerde weging van de feitelijke situatie. Een omstandigheid die kan duiden op hechte persoonlijke banden is bijvoorbeeld samenwoning. Ook als de relatie de gebruikelijke omgang ontstijgt, kan dit duiden op hechte persoonlijke banden.
13. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen hem en referent sprake is van hechte persoonlijke banden. De minister heeft daarbij kunnen betrekken dat referent tijdens zijn asielgehoor eiser niet heeft benoemd. De verklaring die referent daarvoor geeft heeft de minister onvoldoende mogen achten. Verder heeft referent tegenstrijdig verklaard over het samenwonen met eiser. Zo heeft referent in de vragenlijsten ten aanzien van eiser verklaard dat hij op zijn derde bij referent is komen wonen en dat zij tot zijn vertrek hebben samengewoond. Tijdens het gehoor heeft referent echter verklaard dat eiser vanaf zijn vijfde jaar bij hem heeft gewoond. De minister heeft gelet op deze discrepanties niet ten onrechte onaannemelijk geacht dat referent en eiser hebben samengewoond. Referent heeft verder verklaard dat hij voor eiser heeft gezorgd, maar de minister heeft dit onvoldoende kunnen achten. Daarbij heeft de minister kunnen tegenwerpen dat deze verklaringen van referent uitgaan van de samenwoning met eiser, maar zoals eerder overwogen heeft de minister dit onaannemelijk mogen achten. Uit de verklaringen van referent volgt verder dat zijn moeder de voogdij had over eiser en dat zij verantwoordelijk was voor het maken van belangrijke keuzes. Ook was referent niet de kostwinner van het gezin. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat referent een verzorgende rol vervulde, maar dit niet de normale banden tussen een oudere broer en zijn jongere broertje oversteeg.
14. Uit het vorenstaande volgt dat de minister zich op terecht op het standpunt heeft gesteld dat tussen eiser en referent geen familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen hem en referent daadwerkelijk hechte persoonlijke banden bestaan. De minister hoefde daarom, zoals volgt uit vaste rechtspraak van de Afdelingiii ook niet meer de belangen van de Nederlandse staat af te wegen tegen de belangen van eiser. Hetgeen eiser heeft aangevoerd met betrekking tot de gemaakte belangenafweging laat de rechtbank daarom onbesproken.
Belangenafweging
15. Eiseressen voeren aan dat de minister ten onrechte de belangenafweging niet in hun voordeel heeft laten uitvallen. Er is sprake van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Eritrea uit te voeren en dit had de minister zwaar in hun voordeel moeten meewegen. Gelet op de belangen van de kinderen had het bestaan van een objectieve belemmering alleen al moeten leiden tot verblijfsverlening. De minister heeft verder een te hoge maatstaf gehanteerd door te beoordelen of de overkomst van eiseressen noodzakelijk of essentieel is. Uit de overgelegde informatie blijkt dat sprake is van intensieve banden met referent. De minister heeft ten onrechte niet betrokken dat referent financieel voor eiseressen is blijven zorgen sinds zijn vlucht uit Eritrea, zodat er geen sprake is van afname van de intensiteit van het gezinsleven. Er is sprake van wederzijdse afhankelijkheid tussen referent en eiseressen. De afwezigheid van eiseressen speelt een significante rol in de gedragsproblematiek van referent. Referent werkt en heeft alle inspanningen verricht om aan het normbedrag te voldoen.
16. Uit vaste rechtspraak van de Afdelingiv volgt dat de minister de belangen moet afwegen en daarbij een ‘fair balance’ moet vinden tussen het belang van eiseressen aan de ene kant en het belang van de Nederlandse Staat aan de andere kant. De rechtbank moet, aan de hand van de gronden die eiseressen naar voren hebben gebracht, beoordelen of de minister in de belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar heeft betrokken. Als dat zo is, zal de rechtbank moeten beoordelen of de minister op goede gronden de afweging tussen enerzijds het belang van eiseressen bij de uitoefening van het gezinsleven met referent en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse Staat bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid, in het nadeel van eiseressen heeft laten uitvallen. In de uitspraak van 26 januari 2023v heeft de Afdeling verduidelijkt dat de bestuursrechter zonder terughoudendheid moet toetsen of de minister alle feiten en omstandigheden bij zijn belangenafweging heeft betrokken. De uitkomst van de door de minister gemaakte belangenafweging moet de bestuursrechter enigszins terughoudend toetsen.
17. De rechtbank is van oordeel dat eiseressen terecht aanvoeren dat voor de vraag of de belangenafweging in het voordeel van eiseressen dient uit te vallen niet bepalend is of hun overkomst ook noodzakelijk is. De rechtbank is echter van oordeel dat de minister zich in bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de belangen van de Nederlandse Staat zwaarder wegen dan de belangen van eiseressen en referent. De minister heeft in het voordeel van eiseressen en referent meegewogen dat er sprake is van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De minister heeft echter terecht beoordeeld in hoeverre de afhankelijkheid tussen eiseressen en referent nog aanwezig is en heeft daarbij de intensiteit van het gezinsleven betrokken. Referent is op twaalfjarige leeftijd vertrokken en toen waren zijn moeder en oudere broer nog in het gezin aanwezig. Referent heeft voor eiseressen een verzorgende rol vervuld, maar onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat hij fungeerde als een vader en hij was ook niet hun primaire zorgdrager. De minister heeft betrokken dat ten tijde van de aanvraag al vijf jaren waren verstreken sinds het vertrek van referent en dat inmiddels sprake is van ruim negen jaren. Eiseressen zijn inmiddels ook ouder geworden. Volgens de verklaringen van referent woonden zijn zussen voordat hij in Europa was aangekomen bij hun tante. Verder is uit de verklaringen gebleken dat de minderjarige zussen van referent worden geholpen door hun dorpsgenoten en door eiser. Referent heeft een verslag van een gedragswetenschappelijk onderzoek overgelegd van mei 2024 waarin staat dat hij eiseressen erg mist, maar dit verslag is op zichzelf niet voldoende om de belangenafweging in het voordeel van eiseressen uit te laten vallen. De minister heeft verder in het nadeel van eiseressen meegewogen dat het overlijden van hun moeder niet aannemelijk is gemaakt en dat er geen toestemmingsverklaring is overgelegd. Dit levert een risico tot onttrekking aan het ouderlijk toezicht op. Er is een objectieve belemmering, maar uit de intensiteit van het gezinsleven volgt dat het gezinsleven ook op afstand kan worden voortgezet. De minister heeft het economisch belang niet ten onrechte in het nadeel van eiseressen en referent meegewogen. Referent werkt, maar hij beschikt niet over voldoende middelen van bestaan. Het is aannemelijk dat eiseressen een beroep zullen moeten doen op diverse voorzieningen in Nederland. De minister heeft aan het belang van de Nederlandse economie een zwaar gewicht mogen toekennen, zoals ook volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2024vi. De minister heeft de relevante feiten en omstandigheden betrokken in zijn belangenafweging. Hoewel het invoelbaar is dat referent graag wil dat eiseressen bij hem in Nederland verblijven, heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank kunnen concluderen dat het belang van de Nederlandse Staat in dit geval zwaarder weegt.

Conclusie en gevolgen

18. Gelet op het voorgaande heeft de minister de aanvragen van eisers mogen afwijzen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.S. Lodder, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
iii Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188, onder 5 tot en met 5.4
iv Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006
14 oktober 2025