ECLI:NL:RBDHA:2025:2657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
NL24.46752 en NL24.46753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Zwitserland onder de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Eiser, die een visum voor Zwitserland heeft gekregen om te spreken op een conferentie, kan niet terugkeren naar Jordanië omdat hem de toegang door de Jordaanse autoriteiten wordt ontzegd. Hij verzoekt asiel in Nederland aan te vragen om gezinshereniging voor zijn familie te kunnen aanvragen. De verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan volgens de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de verweerder in dit geval kon volstaan met een standaardvoornemen en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de asielaanvraag toch in behandeling genomen zou moeten worden. Eiser heeft aangevoerd dat hij in een vluchtelingenkamp in Jordanië verbleef en dat hij door de omstandigheden gedwongen is om in Europa asiel aan te vragen. De rechtbank volgt echter de verweerder in zijn standpunt dat de situatie in Zwitserland, waar een wachttijd van drie jaar geldt voor gezinshereniging, geen bijzondere omstandigheid vormt die de overdracht aan Zwitserland onevenredig hard maakt.

De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep ongegrond is verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.E. Krikke, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.46752 (beroep) en NL24.46753 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 november 2024 niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Eiser verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
1.2
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Zwitserland een verzoek om overname gedaan. [3] Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard.
Heeft verweerder kunnen volstaan met een standaardvoornemen?
4. Eiser voert aan dat verweerder in het voornemen geen individuele overwegingen heeft opgenomen die zien op zijn persoonlijke situatie. Deze werkwijze is in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 november 2023 [4] doet daar niet aan af. Eiser verwijst ook naar de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2024, [5] waarin staat dat verweerder een standpunt moet innemen over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling.
4.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder kunnen volstaan met het voornemen van 20 augustus 2024. De Afdeling heeft in de uitspraak van 23 november 2023 overwogen dat een standaardvoornemen wel aan de vereisten kan voldoen. Het voornemen is een voorbereidingshandeling, een mededeling van feitelijke aard waarbij eiser in de gelegenheid wordt gesteld om met een zienswijze te reageren. Hier heeft eiser ook gebruik van gemaakt. In het voornemen is voldoende uiteengezet dat, en om welke redenen, Zwitserland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De rechtbank constateert in navolging van verweerder dat in het bestreden besluit is ingegaan op de zienswijze van eiser en dat eiser niet heeft uitgelegd hoe hij door deze werkwijze in zijn belangen is geschaad. Het beroep op de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2024 slaagt niet, omdat die uitspraak ziet op de bewijslastverdeling bij de beoordeling of verweerder van het interstatelijk vertrouwen mag uitgaan en niet gaat over de vraag of met een standaardvoornemen kan worden volstaan.
Had verweerder toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
5. Eiser voert aan dat verweerder de aanvraag onverplicht aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, dan wel beter had moeten motiveren waarom hij dat niet doet. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij samen met zijn gezin in een vluchtelingenkamp in Jordanië verbleef. Daar organiseerde eiser activiteiten voor vluchtelingenkinderen. Naar aanleiding van deze activiteiten werd eiser uitgenodigd om te komen spreken op een conferentie in Zwitserland. Toen eiser terug wilde keren naar Jordanië, werd hij door Jordanië geweigerd. Eiser heeft meermaals en met hulp van de Verenigde Naties geprobeerd om opnieuw toegelaten te worden tot Jordanië, maar dit heeft niet geleid tot de vereiste toestemming om Jordanië in te kunnen reizen. Eiser is dus gedwongen om in Europa asiel aan te vragen. Als eiser in Zwitserland een tijdelijke status krijgt als oorlogsvluchteling kan hij pas na drie jaar gezinshereniging aanvragen voor zijn vrouw en kinderen. Dit is extra zwaar omdat eiser nooit de bedoeling heeft gehad om voor langere tijd gescheiden te zijn van zijn gezin en hij niet naar Europa is gereisd met de intentie hier asiel aan te vragen. Verder heeft eiser in Nederland een netwerk en is hij hier betrokken bij de behandeling van getraumatiseerde minderjarige asielzoekers in het AZC in Groningen.
5.1
Op grond van artikel 17 Dublinverordening kan verweerder de aanvraag onverplicht aan zich trekken. Of verweerder de asielaanvraag inhoudelijk zal behandelen ondanks dat hij daartoe niet verplicht is, beslist verweerder op grond van zijn beleid. Volgens zijn eigen beleid benoemt verweerder welke feiten en omstandigheden hij heeft betrokken bij zijn beslissing om geen toepassing te geven aan de bevoegdheid om de asielaanvraag onverplicht te behandelen.
Uit jurisprudentie van de Afdeling [6] volgt dat omstandigheden die op onderwerpen zien die van betekenis zijn voor de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, niet van betekenis zijn voor de beoordeling of er zich bijzondere omstandigheden voordoen zoals bedoeld in paragraaf C2/5, onder het kopje ‘Discretionaire bepalingen’ tweede gedachtestreepje van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). De vraag of de overdracht moet worden verboden omdat sprake is van systeemfouten behelst een juridisch wezenlijk andere beoordeling dan de vraag of er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die de overdracht onevenredig hard maken.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de stellingen van eiser geen bijzondere individuele omstandigheid hoeven zien op grond waarvan hij de aanvraag van eiser toch in behandeling zou moeten nemen. De rechtbank begrijpt dat eiser buiten zijn toedoen in een situatie is terechtgekomen waarin hij voor langere tijd gescheiden is van zijn gezinsleden, maar volgt verweerder in zijn standpunt dat het bestaan van een ander systeem voor gezinshereniging in Zwitserland en een wachttijd van drie jaar voordat gezinshereniging kan worden aangevraagd geen bijzondere, individuele omstandigheid is die overdracht in eisers geval onevenredig hard maakt. Daarbij is van belang dat eiser niet heeft betwist dat verweerder ten aanzien van Zwitserland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit mag gaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser overgedragen kan worden aan Zwitserland.
7. Gezien deze uitspraak op het beroep, is er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe daarom af.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.E. Krikke, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Uit EU-VIS is gebleken dat Zwitserland eiser een Schengenvisum heeft verleend met een geldigheidsduur van 9 juni 2024 tot 8 juli 2024.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1860, 27 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4853 en van 2 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4941.