ECLI:NL:RBDHA:2025:2657
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Zwitserland onder de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Eiser, die een visum voor Zwitserland heeft gekregen om te spreken op een conferentie, kan niet terugkeren naar Jordanië omdat hem de toegang door de Jordaanse autoriteiten wordt ontzegd. Hij verzoekt asiel in Nederland aan te vragen om gezinshereniging voor zijn familie te kunnen aanvragen. De verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan volgens de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de verweerder in dit geval kon volstaan met een standaardvoornemen en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de asielaanvraag toch in behandeling genomen zou moeten worden. Eiser heeft aangevoerd dat hij in een vluchtelingenkamp in Jordanië verbleef en dat hij door de omstandigheden gedwongen is om in Europa asiel aan te vragen. De rechtbank volgt echter de verweerder in zijn standpunt dat de situatie in Zwitserland, waar een wachttijd van drie jaar geldt voor gezinshereniging, geen bijzondere omstandigheid vormt die de overdracht aan Zwitserland onevenredig hard maakt.
De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep ongegrond is verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.E. Krikke, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.