Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , V-nummer: [V-nummer 1] , eiseres
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
30 oktober 2024 aan Kroatië verzocht om eiseres en haar kinderen terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening). Op 12 november 2024 heeft Kroatië dit verzoek voor eiseres tezamen met haar kinderen aanvaard op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening.
14 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3164, 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1860,
27 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4852, 23 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5358, en 9 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:44, volgt dat omstandigheden die op onderwerpen zien die van betekenis zijn voor de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, niet (ook) van betekenis zijn voor de beoordeling of er zich bijzondere, individuele omstandigheden voordoen als bedoeld in paragraaf C2/5, tweede gedachtestreepje (onder ‘discretionaire bepalingen’), van de Vc. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierover anders te oordelen dan de Afdeling. De verwijzing van eiseres naar de onder 3. genoemde uitspraak van zittingsplaats Roermond, waarin wordt afgeweken van deze Afdelingsrechtspraak, treft dan ook geen doel. Overigens heeft verweerder tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld en heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bij uitspraak van 7 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:25, het hangende het hoger beroep door verweerder ingediende verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, omdat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk is dat de uitspraak van zittingsplaats Roermond in stand blijft.
Beslissing
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.