Overwegingen
Eiseres is geboren op [datum 1] 2000 en heeft de Guinese nationaliteit. Op 23 oktober 2024 heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kind [minderjarige], geboren op [datum 2] 2022, een asielaanvraag ingediend. Eiseres was ten tijde van het indienen van de asielaanvraag in verwachting van haar tweede kind.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres bij het bestreden besluit niet in behandeling genomen. Uit het EU-VIS systeem is gebleken dat eiseres door België in het bezit is gesteld van een (Schengen)visum. Het visum was geldig van 13 september 2024 tot 13 oktober 2024 en was daarmee minder dan zes maanden verlopen ten tijde van de asielaanvraag van eiseres in Nederland. Op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordeningheeft Nederland op 25 november 2024 aan België een verzoek om overname gedaan. De autoriteiten van België hebben het verzoek op 3 december 2024 aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van België vaststaat.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en zij voert daartegen het volgende aan. Het overnameverzoek en het claimakkoord zijn onvolledig en ongeldig, omdat de inmiddels geboren baby van eiseres hierin niet is genoemd. Het belang van het kind dient de eerste overweging te zijn. Verder overweegt de Afdelingin haar uitspraak van 23 november 2023dat een besluit gedetailleerder mag zijn dan een voornemen, maar dit geeft verweerder niet de toestemming om persoonlijke omstandigheden in het voornemen weg te laten. Ook brengt verweerder standaardvoornemens uit. Dit is de reden dat de baby van eiseres bij verweerder onbekend en onbenoemd is gebleven in haar procedure. Verder kan verweerder niet zonder meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan ten aanzien van België. Hierbij wordt verwezen naar vragen die de Afdeling voorafgaand aan een zitting op 30 oktober 2024 aan verweerder heeft gesteld over de actuele opgangsituatie van niet-kwetsbare alleenstaande mannen.De Afdelingsuitspraak van 13 maart 2024waaruit volgt dat verweerder voor België nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan is dan ook achterhaald en gaat niet op. De opvangsituatie van niet-kwetsbare alleenstaande mannen in België raakt ook kwetsbare asielzoekers zoals eiseres en haar kinderen. In dat verband verwijst eiseres naar een rapport van Amnesty International over de opvangsituatie in België.De rechtbank oordeelt als volgt:
4. Eiseres wordt niet gevolgd in haar betoog dat het overnameverzoek en het claimakkoord onvolledig en rechtens ongeldig zijn. Het tweede kind van eiseres was in de eerste plaats ten tijde van het indienen van het overnameverzoek nog niet geboren. Daarnaast krijgen kinderen die na aankomst van de verzoeker op het grondgebied van de lidstaat zijn geboren, dezelfde behandeling zonder dat een nieuwe procedure voor hun overname behoeft te worden ingeleid.Het pasgeboren kind van eiseres gaat daarom van rechtswege mee in de claimprocedure van de moeder en vereist geen nadrukkelijke vermelding in het overnameverzoek, noch in het claimakkoord. Voor zover het betoog van eiseres ziet op de feitelijke kennisgeving van het bestaan van het kind bij de overdracht aan België, heeft verweerder terecht verwezen naar artikel 32, eerste lid, van de Dublinverordening. Uit dit artikel volgt dat de overdragende lidstaat, voor zover bevoegde autoriteiten overeenkomstig het nationale recht daarover kunnen beschikken, de verantwoordelijke lidstaat de informatie verstrekken over eventuele bijzondere behoeften van de over te dragen persoon. Hiermee kan ervan uit worden gegaan dat de Nederlandse autoriteiten de Belgische autoriteiten tijdig zullen informeren over het pas geboren kind van eiseres en eventuele zorgbehoeften. Het standpunt van eiseres over het belang van het kind is niet nader onderbouwd. Daarbij wordt de overdracht naar een andere lidstaat in het belang van het kind geacht, omdat hiermee het gezin bij elkaar blijft.
5. Nu sprake is van een geldig overnameverzoek en claimakkoord, heeft verweerder terecht vastgesteld dat België in beginsel op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres.
6. Voor zover eiseres stelt dat verweerder niet heeft kunnen volstaan met het uitbrengen van een standaardvoornemen wordt zij hierin niet gevolgd. Uit de eerder genoemde Afdelingsuitspraak van 23 november 2023 kan worden geconcludeerd dat een voornemen niet een op rechtsgevolg gericht besluit is, maar een voorbereidingshandeling. Een standaardvoornemen betekent niet dat de besluitvorming onzorgvuldig is. Dat in het voornemen slechts algemene overwegingen zijn opgenomen en de verklaringen hierin niet expliciet zijn meegenomen, maakt daarom niet dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Daarbij zijn in het voornemen alle voor het standpunt van verweerder dragende overwegingen opgenomen.
7. Daarnaast heeft verweerder voor eiseres mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van België. Door de Afdeling is bij uitspraak van 13 maart 2024geconcludeerd dat verweerder bij de toepassing van de Dublinverordening voor België terecht uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Bij dat oordeel heeft de Afdeling informatie betrokken waaruit blijkt dat wegens het gebrek aan reguliere opvangplaatsen bij de toewijzing voorrang wordt gegeven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen. Na registratie van hun asielverzoek krijgen zij onmiddellijk een opvangplaats.
8. Het is niet in geschil dat eiseres en haar twee kinderen in België zullen worden aangemerkt als kwetsbare asielzoekers en daarom voorrang zullen krijgen bij de toewijzing van opvangplaatsen. De vragen die de Afdeling heeft gesteld aan verweerder leiden niet tot het oordeel dat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor eiseres, nu deze vragen betrekking hebben op de positie van niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers in België. Ten aanzien van het door eiseres aangehaalde rapport van Amnesty International constateert de rechtbank dat dit eveneens feitelijk betrekking heeft op de omstandigheden van alleenstaande niet-kwetsbare mannen en eiseres niet tot deze doelgroep behoort. Daarbij wordt opgemerkt dat dit geen grondig rapport betreft van feiten en omstandigheden rondom de situatie van de doelgroep ‘kwetsbare asielzoekers’. Verder zijn er geen omstandigheden aangedragen of objectieve stukken overgelegd die aannemelijk maken dat in geval van eiseres niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan ten aanzien van België.
9. Voor zover eiseres zich, gelet op bovenstaande, heeft willen beroepen op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening dient te worden opgemerkt dat de omstandigheden die gaan over de situatie in België al zijn beoordeeld in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Deze omstandigheden kunnen daarom dus niet leiden tot een geslaagd beroep op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
10. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.