In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen een opgelegd inreisverbod van tien jaar beoordeeld. Eiser, die eerder veroordeeld is voor een geweldsdelict, heeft in oktober 2024 een zwaar inreisverbod opgelegd gekregen. De rechtbank oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie terecht heeft geoordeeld dat eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, en dat het inreisverbod op basis van artikel 6.5a, vijfde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) gerechtvaardigd is. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen actuele bedreiging vormt en dat de duur van het inreisverbod te lang is, maar de rechtbank stelt vast dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom het inreisverbod van tien jaar noodzakelijk is. De rechtbank wijst erop dat de persoonlijke omstandigheden van eiser, waaronder zijn medische situatie, niet voldoende zijn om van het inreisverbod af te zien. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.