ECLI:NL:RBDHA:2025:8343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
NL25.20616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot Algerijnse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser, die op 12 februari 2025 in bewaring is gesteld, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 7 april 2025. De eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije is, aangezien hij al bijna drie maanden in bewaring zit en er geen reactie is gekomen van de Algerijnse autoriteiten op zijn aanvraag voor een laissez-passer. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat het zicht op uitzetting ontbreekt, aangezien de Algerijnse autoriteiten de aanvraag niet hebben afgewezen en de eiser zelf onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure, met meerdere rappelbrieven en een vertrekgesprek. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20616

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 februari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 12 mei 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2005 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 21 februari 2025. [1] Vervolgens is er een vervolgberoep ingediend. Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 7 april 2025 [2] hierop volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 7 april 2025, rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn ontbreekt. Eiser zit al bijna drie maanden in bewaring. Op de aanvraag voor een laissez-passer (lp) voor eiser is nog niet gereageerd door de Algerijnse autoriteiten en eiser is tot op heden nog niet gepresenteerd. Er zijn al meerdere lp-trajecten voor eiser opgestart sinds 2021 en ook die hebben niet geleid tot eisers uitzetting. Eiser verwacht nu geen andere uitkomst.
5. In de uitspraak van 7 april 2025 heeft de rechtbank al geoordeeld dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat het zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt en dat de situatie dat aan eiser in het verleden geen lp is verstrekt niet maakt dat nu geen lp aan eiser zal worden afgegeven. In het enkele gegeven dat de Algerijnse autoriteiten tot op heden nog niet hebben gereageerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Niet gebleken is dat de Algerijnse autoriteiten de aanvraag voor een lp hebben afgewezen of zullen afwijzen. Eiser heeft daarnaast tot op heden geen inspanningen verricht om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen om zijn vertrek naar Algerije te realiseren, terwijl dat wel van eiser verwacht mag worden. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De beroepsgrond van eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting slaagt evenmin. Verweerder heeft in de te onderzoeken periode op 17 april en 1 mei 2025 een rappel gestuurd naar de Algerijnse autoriteiten. Daarnaast is op 22 april 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Met deze uitzettingshandelingen werkt verweerder voldoende voortvarend aan eisers uitzetting.
7. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 13 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.