In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 6 maart 2025 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank onderzoekt de argumenten van eiser, die stelt dat het terugnameverzoek van Nederland aan Kroatië onvolledig was, omdat het niet alle relevante feiten en omstandigheden bevatte, zoals de aanwezigheid van zijn jongere broer in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is onderbouwd en verklaart het beroep gegrond. De minister wordt opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten vastgesteld op € 1.814,-.