ECLI:NL:RBDHA:2025:9470
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Roemenië onder de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Ethiopiër, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de afhandeling. Eiser heeft zijn aanvraag op 2 januari 2025 ingediend, maar de minister heeft op 1 april 2025 besloten deze niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft op 26 mei 2025, de dag voor de zitting, toestemming gekregen van de minister om het beroep zonder zitting af te doen, aangezien de overdracht van eiser naar Roemenië op 28 mei 2025 gepland stond.
De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een fundamentele systeemfout in de asielprocedure in Roemenië, die zou leiden tot een schending van zijn rechten. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor mishandeling en dat zijn asielaanvraag niet in behandeling zal worden genomen, maar de rechtbank oordeelt dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de goede werking van de Roemeense asielprocedure. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen gepresenteerd die zijn vrees onderbouwen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de door eiser aangevoerde omstandigheden, zoals slechte behandeling door zijn werkgever in Roemenië, niet relevant zijn voor de beoordeling van de overdracht. De rechtbank concludeert dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd dat de overdracht aan Roemenië niet van een onevenredige hardheid getuigt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigt het besluit van de minister.