In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] BV en de inspecteur van de Belastingdienst over de heffing van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Eiseres, [X] BV, had een auto in Duitsland gekocht, die als 'Neuwagen mit Tageszulassung' was geregistreerd. Bij de aangifte voor de BPM werd de auto als nieuw aangemerkt, wat leidde tot een hoge BPM-heffing van € 68.099. Eiseres was van mening dat de auto, gezien de eerdere registratie in Duitsland, als gebruikte auto moest worden aangemerkt, en dat zij recht had op toepassing van de afschrijvingstabel.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de auto, ondanks de registratie in Duitsland, in het handelsverkeer als gebruikte auto moet worden beschouwd. De rechtbank verwees naar jurisprudentie van de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie, die aangeven dat de status van een auto als nieuw of gebruikt afhankelijk is van de feitelijke omstandigheden, zoals de gebruiksgeschiedenis en de tijd tussen registratie en aangifte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verkoopprijs van de auto lager was dan de nieuwprijs en dat de auto 3½ maand met kenteken in de showroom had gestaan. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de auto niet meer als nieuw kon worden verkocht en dat een beroep op de afschrijvingstabel gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de verschuldigde BPM verlaagd tot € 56.863. Tevens is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.482 en is het betaalde griffierecht van € 333 aan eiseres vergoed.