ECLI:NL:RBGEL:2025:6017

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
11269385
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en onrechtmatige advisering door tussenpersoon

In deze zaak heeft de kantonrechter te Nijmegen op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers, die via een tussenpersoon een effectenleaseovereenkomst met Dexia Nederland B.V. hebben afgesloten. De eisers, aangeduid als [eiser in conv 1] en [eiser in conv 2], hebben Dexia aangeklaagd wegens onrechtmatige advisering door de tussenpersoon, die geen vergunning had voor beleggingsadvies. De eisers vorderden onder andere schadevergoeding voor de verliezen die zij hebben geleden door de effectenleaseovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomst aan te gaan, terwijl zij had moeten weten dat de tussenpersoon niet over de benodigde vergunning beschikte. De rechter verklaarde dat Dexia de door de eisers geleden schade volledig moest vergoeden, en dat de eisers niet aansprakelijk waren voor de restschuld die voortvloeide uit de overeenkomst. Dexia werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 22.856,85, vermeerderd met wettelijke rente, en moest ook zorgen voor het doorhalen van de registratie bij het Bureau Kredietregistratie. De vorderingen van Dexia in reconventie werden afgewezen, en Dexia werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaakgegevens: 11269385 / EL EXPL 24-11
Vonnis van 25 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser in conv 1],2. [eiser in conv 2],

beiden wonende in [woonplaats],
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk van Leaseproces
tegen
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Eisende partijen (in conventie) worden hierna afzonderlijk ‘[eiser in conv 1] en ‘[eiser in conv 2]’ en gezamenlijk ‘[eisers in conv]’ (in het mannelijk enkelvoud) genoemd. Gedaagde partij (in conventie) wordt hierna met ‘Dexia’ aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele vordering ex. artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens houdende akte uitlaten producties in conventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Kern van de zaak

2.1.
[eisers in conv] heeft via een tussenpersoon een effectenleaseovereenkomst gesloten met (de rechtsvoorgangster van) Dexia. Die overeenkomst hield het volgende in. [eisers in conv] leende geld van Dexia en met dat geld kocht Dexia aandelen. [eisers in conv] betaalde met name rente (inleg) per maand of ineens vooruit. Aan het einde van de overeenkomst(en) werden de aandelen verkocht en moest [eisers in conv] het geleende bedrag terugbetalen. In dit geval was de waarde van die aandelen bij verkoop zodanig dat [eisers in conv] verlies heeft geleden. In deze zaak gaat het om de vraag of Dexia de door [eisers in conv] geleden schade helemaal moet vergoeden.
2.2.
Er is al veel rechtspraak over overeenkomsten zoals hier aan de orde en de kantonrechter sluit in deze zaak daarbij aan. Dat betekent dat Dexia de door
[eisers in conv] geleden schade helemaal moet vergoeden.

3.De feiten

3.1.
[eisers in conv] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
56086215
16-08-2000
Profit Effect
120 mnd.
€ 59.277,79
3.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
16-08-2010
- € 12.641,66
€ 178,89 is verrekend met dividendopbrengsten
3.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eisers in conv] op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van
€ 30.061,24 aan maandtermijnen en een bedrag van € 178,89 aan restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eisers in conv] een bedrag van € 5.284,18 aan dividenden ontvangen en € 1.920,21 aan fiscaal voordeel genoten.
3.4.
De gemachtigde van [eisers in conv], Leaseproces, heeft bij brief van
17 november 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook nog andere gronden aan te voeren.

4.Het geschil

4.1.
[eisers in conv] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voorwaardelijk, namelijk voor zover Dexia het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst niet in het geding brengt, Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen een afschrift van het aanvraagformulier en de ondertekende overeenkomst aan [eisers in conv] te verstrekken,
- onvoorwaardelijk:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens
[eisers in conv] en/of toerekenbaar is tekortgeschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eisers in conv] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en zij gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eisers in conv] bij het Bureau Kredietregistratie in Tiel wordt doorgehaald en dat de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering wordt ongedaan gemaakt, op straffe van een dwangsom € 500,00 voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,00,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eisers in conv] van al datgene dat hij aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, met wettelijke rente,
 voor recht zal verklaren dat [eisers in conv] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van [eisers in conv], met wettelijke rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met wettelijke rente.
4.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
[eisers in conv] ex artikel 843a Rv zal veroordelen om aan Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier waar de door Leaseproces namens [eisers in conv] in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak:
 [eisers in conv] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.035,00, met wettelijke rente vanaf 26 augustus 2010,
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst met contractnummer ‘56082615’ niets meer aan [eisers in conv] is verschuldigd, met een veroordeling van [eisers in conv] in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in het incident
algemeen5.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eisers in conv]
5.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
5.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eisers in conv] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
5.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eisers in conv] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
5.5.
[eisers in conv] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Planweb (verder: de tussenpersoon). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
5.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eisers in conv] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eisers in conv], anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eisers in conv] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eisers in conv] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eisers in conv] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
5.7.
[eisers in conv] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eisers in conv] heeft op advies van een financieel adviseur die zich presenteerde als medewerker van Planweb een Profit Effect van Bank Labouchere afgesloten. [eisers in conv] is door een kennis op de hoogte gebracht van Planweb. [eiser in conv 1] heeft vervolgens Planweb telefonisch benaderd om informatie in te winnen over de mogelijkheden om te sparen voor zijn pensioen. Tijdens het telefoongesprek is met een financieel adviseur van Planweb, de heer [naam 1] (hierna: de adviseur) gesproken over het werk van [eiser in conv 1], namelijk dat hij werkzaam was als zelfstandige. Daarnaast is met de adviseur gesproken over de verkregen erfenis van [eisers in conv] Met de adviseur is ook gesproken over de wens van [eisers in conv] om vermogen op te bouwen ter aanvulling op het pensioen. Omdat [eiser in conv 1] als zelfstandige werkte, had hij geen volledige pensioenvoorziening en was het een belangrijke doelstelling om hier vermogen voor op te bouwen. De adviseur gaf aan dat hij hét geschikte product wist dat aansloot op de wensen van [eisers in conv], en zou [eiser in conv 1] per post meer informatie toezenden.
Na het telefonisch gesprek heeft [eisers in conv] per post een Spaaradvies ontvangen van de adviseur. In het begeleidend schrijven heeft de adviseur uiteengezet dat [eisers in conv] met een inleg van NLG 19.441,00 voor het Profit Effect, na tien jaar een bedrag van NLG 95.243,00 zou ontvangen. Hierbij werd uitgegaan van een koersstijging van 10%. In het Spaaradvies heeft de adviseur een rekenvoorbeeld uiteengezet om te laten zien hoeveel winst er te behalen viel met het Profit Effect in vergelijking met een beleggersrekening. Naar aanleiding van het Spaaradvies hebben er twee huisbezoeken plaatsgevonden. Bij het eerste huisbezoek was alleen [eiser in conv 1] aanwezig en bij het tweede huisbezoek waren zowel [eiser in conv 1] als [eiser in conv 2] aanwezig.
Tijdens het eerste huisbezoek is de informatie uit het Spaarplan besproken. De adviseur adviseerde [eisers in conv], zoals uitgeschreven in het spaarplan, om een Profit Effect product van Bank Labouchere af te sluiten met een vooruitbetaling van ruim
NLG 19.000,00. Het Profit Effect zou volgens de adviseur een veel beter rendement opleveren dan een andere beleggingsrekening. Omdat [eisers in conv] eerder over de verkregen erfenis met de adviseur had gesproken, adviseerde de adviseur om een gedeelte van de erfenis aan te wenden voor de vooruitbetaling van het Profit Effect product. Volgens de adviseur zou [eisers in conv] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen ter aanvulling op zijn pensioenvoorziening.
De adviseur heeft [eisers in conv] niet mondeling geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met geleend geld werd belegd en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als [eisers in conv] op deze risico's gewezen was had hij het Profit Effect nooit afgesloten.
[eisers in conv] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en vertrouwde daarom volledig op de deskundigheid van de adviseur en zijn advies. Zo zou er volgens de adviseur alleen in veilige en grote fondsen worden belegd. Om deze reden heeft [eisers in conv] het advies van de adviseur opgevolgd. [eisers in conv] heeft een Profit Effect met een vooruitbetaling van NLG 19.524,78 afgesloten. De aanvraag voor het Profit Effect is door de adviseur in orde gemaakt. De adviseur is vervolgens nog een keer bij [eisers in conv] thuis langsgekomen om de overeenkomst te laten ondertekenen.
Het opvolgen van het advies heeft voor [eisers in conv] desastreus uitgepakt. In plaats van het voorgespiegelde vermogen dat zou worden opgebouwd, is [eisers in conv] de betaalde inleg geheel kwijtgeraakt. Daarnaast heeft [eisers in conv] een restschuld aan de overeenkomst overgehouden.
5.8.
[eisers in conv] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier op naam van [eisers in conv], waarop ATP-nummer 336 is ingevuld en ‘Planweb B.V.’ als betrokken adviseur wordt vermeld,
- een kopie van de overeenkomst van 16 augustus 2000 met contractnummer 56086215, voorzien van de tekst:
“Adviseur: ATP00336-Fortask Adviesgroep”,
- een kopie van een ‘Spaaradvies’ met begeleidende brief van 8 augustus 2000, gericht aan [eiser in conv 1] en voorzien van het briefpapier van Planweb. In de begeleidende brief is te lezen:

Geachte heer [eiser in conv 1],
Middels dit schrijven kom ik terug op ons aangename gesprek. Ik heb een rekenvoorbeeld van Labouchere bijgevoegd.
Ik zal in het kort nog even de werking van het product uitleggen. Voor inleg van f 19.441,- (vooruitbetaling 36 maanden) least u een aandelenpakket van f 58.067,-. Indien de koers na 3 jaar met gemiddeld 6,2% is gestegen hoeft u niet meer per maand te betalen, maar renderen uw aandelen wel door. Na tien jaar (korter mag ook) heeft u dan, bij 10% koersstijging, een flink aandelenkapitaal gekregen. Daarmee lost u uw schuld af en krijgt u netto f 95.243,- uitgekeerd.
Daarbij krijgt u ook dividend uitgekeerd. Bij een jaarlijks dividend van bijvoorbeeld 2% krijgt u bovenop de koersstijging ook nog f 18.509,- aan dividend over de tien jaar uitgekeerd. Het heeft u dan uiteindelijk maar f 932,- gekost.
(…)
Met vriendelijke groet,
Planweb bv
[naam 1]
Financieel Planner.
Het ‘Spaaradvies’ begint met een inleiding: “
Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud, treft u hierbij de toegezegde informatie aan.”. Vervolgens worden rekenvoorbeelden gegeven waarmee het rendement van een Profit Effect product met een eenmalige inleg van NLG 19.144,00 en een reguliere beleggersrekening inzichtelijk wordt gemaakt. Deze rekenvoorbeelden worden later in het ‘Spaaradvies’ uitvoerig uitgewerkt. De inleiding eindigt met het volgende: “
Uiteraard zal de informatie vragen oproepen, in een gesprek ben ik graag bereid om nader op de informatie in te gaan. Ook kunnen we dan samen bepalen wat de meest verstandige strategie is om te volgen en waarbij u zich het prettigst zou voelen.
Met vriendelijke groet,
Planweb bv
[naam 1]
Financieel Planner”.
Ten slotte bevat het ‘Spaaradvies’ een brochure van het Profit Effect product,
- een kopie van een tweetal uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van Planweb B.V. en Fortask Adviesgroep B.V., waaruit blijkt dat [bedrijf 1] enig aandeelhouder was van beide vennootschappen. Beide vennootschappen waren gevestigd op hetzelfde adres. Planweb B.V. hield zich ten tijde van het aangaan van de overeenkomst bezig met ‘de bemiddeling en de advisering in financiële diensten’. [bedrijf 1] hield zich bezig met ‘het bemiddelen en advisering inzake employee benefits, assurantiën en overige financiële diensten’,
- een uitdraai van de website van Fortask Adviesgroep B.V., zoals die er op 25 mei 2000 uitzag, waarop te lezen is: “
Fortask Adviesgroep staat voor onafhankelijke advisering en bemiddeling in financiële diensten voor particulieren en bedrijven.
Als particulier of zelfstandig ondernemer kunt u van onze gespecialiseerde kennis en ervaring gebruik maken voor een gedegen Persoonlijke Financiële Planning. (…)
Het aanbod in financiële produkten van banken en verzekeringsmaatschappijen is de laatste jaren enorm toegenomen. Menigeen ziet in dit enorme aanbod “door de bomen het bos niet meer”. Ook het vergelijken van de verschillende aanbiedingen wordt er niet makkelijker op. Wij zien het als onze taak u hierin te ondersteunen. Als specialisten zijn wij continu bezig uit het grote aanbod een zo goed mogelijke selektie te maken van aanbieders die zich op positieve wijze onderscheiden in de markt. Uitgaande van uw wensen en persoonlijke situatie kunnen wij vervolgens op elk moment voor u van verschillende instellingen de beste offertes verzorgen.
(…)”.
5.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eisers in conv] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Uit het financieel rapport met begeleidend schrijven volgt genoegzaam dat sprake is geweest van een gepersonaliseerde aanbeveling. Verder geldt dat Dexia de door [eisers in conv] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen heeft betwist. Dexia had meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eisers in conv] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eisers in conv] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
In dit geval is niet gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eisers in conv] Zij had die wetenschap echter wel behoren te hebben. Ten eerste had zij, nu zij gebruik maakte van tussenpersonen, moeten weten wat hun gebruikelijke werkwijze was. Daarnaast lag het op de weg van Dexia om voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst met een klant actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst zou aangaan op advies van de tussenpersoon. Aan de hand van de in dat verband ontvangen informatie had Dexia kunnen en moeten beoordelen of zij de overeenkomst met [eisers in conv] kon en mocht sluiten. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht, is gesteld noch gebleken. Dat moet, gelet op het voorgaande, voor haar rekening en risico blijven. De betwisting door Dexia van de stelling dat zij kon weten dat sprake was van vergunningplichtige advisering is dan ook onvoldoende onderbouwd. Daardoor komt de geobjectiveerde wetenschap ook in dit concrete geval vast te staan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Voor zover Dexia, zoals zij stelt, destijds niet wist dat de advisering vergunningplichtig was, leidt dat niet tot een andere uitkomst. Zo’n rechtsdwaling blijft in verhouding tot [eisers in conv] voor rekening van Dexia.
aansprakelijkheid Dexia5.10. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eisers in conv] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eisers in conv] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eisers in conv] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [5] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eisers in conv]5.11. De door [eisers in conv] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers in conv] heeft gehandeld door hem als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers in conv] niet alleen als klant aanbracht maar hem tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. De verklaring voor recht dat de restschuld niet verschuldigd is zal eveneens worden toegewezen.
5.12.
[eisers in conv] heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie de schade berekend op € 22.856,85. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag.
De wettelijke rente is verschuldigd over voormeld bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
5.13.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eisers in conv] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
BKR-registratie
5.14.
Dexia zal - voor het geval Dexia met betrekking tot [eisers in conv] een
A-codering aan het Bureau Kredietregistratie heeft doorgegeven - worden veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eisers in conv] geen verplichtingen uit de overeenkomst meer heeft. De daaraan te verbinden dwangsom zal worden bepaald op € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot en maximum van € 10.000,00.
de voorwaardelijke vordering van [eisers in conv]
5.15.
vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en de bij Dexia in bezit zijnde ondertekende overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eisers in conv] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen.
de incidentele vordering van Dexia
5.16.
Dexia vordert dat [eisers in conv] wordt veroordeeld het intakeformulier van haar gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking als is voldaan aan de volgende uit artikel 843a lid 1 Rv. voortvloeiende, cumulatieve voorwaarden:
- degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben,
- het moet gaan om bepaalde bescheiden,
- aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
5.17.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a geen inzage van het intakeformulier kan worden verlangd. In het derde lid van artikel 843a Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. In beginsel betreft dit alle met de beroepsbeoefenaar gewisselde stukken en is het aan de beroepsbeoefenaar om te bepalen of die informatie hem in zijn hoedanigheid zijn toevertrouwd. Er is dus bij hoge uitzondering ruimte om van de beroepsbeoefenaar te verlangen dat hij zich niet op zijn verschoningsrecht beroept. Ook van [eisers in conv] als cliënt van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [eisers in conv], althans zijn gemachtigde, in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [eisers in conv] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens, via een toegewezen exhibitievordering, bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
5.18.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk zal worden gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eisers in conv] worden begroot op € 82,00.
vorderingen Dexia
5.19.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
5.20.
Omdat [eisers in conv] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eisers in conv] worden in conventie begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 899,97
5.21.
Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil.
5.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in het incident van Dexia
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [eisers in conv], tot op heden begroot op € 82,00,
in conventie
6.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers in conv] heeft gehandeld door [eisers in conv] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers in conv] niet alleen als klant aanbracht maar
[eisers in conv] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
6.4.
verklaart voor recht dat [eisers in conv] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
6.5.
verklaart voor recht dat [eisers in conv] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
6.6.
veroordeelt Dexia om aan [eisers in conv] te betalen een bedrag van
€ 22.856,85, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in rov. 5.12.,
6.7.
veroordeelt Dexia - voor het geval Dexia met betrekking tot [eisers in conv] een A-codering aan het Bureau Kredietregistratie heeft doorgegeven – om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eisers in conv] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot en maximum van € 10.000,00.
6.8.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
6.9.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.10.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.12.
wijst de vorderingen af,
6.13.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van
[eisers in conv] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
25 juli 2025.
61512/560

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.Zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462, gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23 en de arresten van Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2025 waaronder ECLI:NL:GHARL:2025:684.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.