ECLI:NL:RBGEL:2025:8456

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
11360665
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake effectenleaseovereenkomsten en onrechtmatige advisering door Dexia

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres in conv], die procedeert als wettelijke erfgename van [erflater], en Dexia Nederland B.V. De zaak betreft effectenleaseovereenkomsten die door [eiseres in conv] zijn afgesloten via een tussenpersoon. [eiseres in conv] stelt dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door haar als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en dat er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad van Dexia en de schade die [eiseres in conv] heeft geleden. De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld tot schadevergoeding van € 23.273,18, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten ten laste van Dexia gesteld. De incidentele vordering van Dexia om inzage in stukken is afgewezen, omdat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen [eiseres in conv] en haar rechtsbijstandverlener gewaarborgd moet blijven. De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en betreft een enkelvoudige procedure op tegenspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: 11360665 \ EL EXPL 24-36
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van
[eiseres in conv],
procederend voor zichzelf alsmede ten behoeve van de gemeenschap,
in hoedanigheid van wettelijke erfgename [erflater] (hierna: [erflater] ),
wonende in [woonplaats] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak en in het incident,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk van Leaseproces
tegen
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak en in het incident,
eiseres reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres in conv] ’ en ‘Dexia’ genoemd. [eiseres in conv] en [erflater] worden hierna samen met ‘ [eisers in conv] ’ aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele vordering ex artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende de incidentele vordering
ex artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie,
- de conclusie van antwoord in het incident, van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens houdende akte uitlaten producties in conventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Kern van de zaak
2.1.
[eisers in conv] heeft via een tussenpersoon één of meer effectenleaseovereenkomsten gesloten met (de rechtsvoorganger van) Dexia. Die overeenkomst(en) hield(en) het volgende in. [eisers in conv] leende geld van Dexia en met dat geld kocht Dexia aandelen. [eisers in conv] betaalde met name rente (inleg) per maand of ineens vooruit. Aan het einde van de overeenkomst(en) werden de aandelen verkocht en moest [eiseres in conv] het geleende bedrag terugbetalen. In dit geval was de waarde van die aandelen bij verkoop zodanig dat [eiseres in conv] verlies heeft geleden. In deze zaak gaat het om de vraag of Dexia de door [eiseres in conv] geleden schade helemaal moet vergoeden.
2.2.
Er is al veel rechtspraak over overeenkomsten zoals hier aan de orde en de kantonrechter sluit in deze zaak daarbij aan. Dat betekent dat Dexia de door [eiseres in conv] geleden schade helemaal moet vergoeden.

3.De feiten

3.1.
[eisers in conv] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer]
29-11-1999
Capital Effect
240 mnd.
€ 114.124,80
3.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
15-03-2005
- € 8.658,88
Ja
3.3.
Daarnaast zijn tussen [eisers in conv] en Dexia de leaseovereenkomsten met contractnummers ‘ [nummer] ’, ‘ [nummer] ’ en ‘ [nummer] ’ tot stand gekomen.
3.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eisers in conv] op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 23.608,54 aan maandtermijnen en een bedrag van € 8.658,88 aan restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eisers in conv] een bedrag van € 5.450,15 aan dividenden ontvangen en
€ 3.544,09 aan fiscaal voordeel genoten.
3.5.
[erflater] is op 8 mei 2001 overleden. [eiseres in conv] is zijn wettelijke erfgename.
3.6.
De gemachtigde van [eiseres in conv] , Leaseproces, heeft bij brief van 24 februari 2006, zo is onweersproken, de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook nog andere gronden aan te voeren.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres in conv] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 Dexia zal veroordelen een afschrift van het aanvraagformulier en de ondertekende overeenkomst aan [eiseres in conv] te verstrekken,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres in conv] en/of toerekenbaar is tekortgeschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eiseres in conv] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en zij gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiseres in conv] van al datgene dat [eiseres in conv] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, met wettelijke rente,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van [eiseres in conv] , met wettelijke rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met wettelijke rente.
4.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 [eiseres in conv] ex artikel 843a Rv zal veroordelen om aan Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier waar de door Leaseproces namens [eiseres in conv] deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia, na betaling aan [eiseres in conv] van een bedrag van
€ 5.772,59, met wettelijke rente vanaf 25 maart 2024, met betrekking tot de overeenkomsten met contractnummers ‘ [nummer] ’, ‘ [nummer] ’, ‘ [nummer] ’ en ‘ [nummer] ’ niets meer aan [eiseres in conv] is verschuldigd, met een veroordeling van [eiseres in conv] in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in de incidenten
algemeen5.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiseres in conv] .
5.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
5.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiseres in conv] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
5.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiseres in conv] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
5.5.
[eiseres in conv] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon
[bedrijf] (hierna: de tussenpersoon). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
5.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiseres in conv] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiseres in conv] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiseres in conv] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiseres in conv] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiseres in conv] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
5.7.
[eiseres in conv] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eisers in conv] heeft op advies van een financieel adviseur van [bedrijf] een Capital Effect van Bank Labouchere afgesloten.
[erflater] had als gevolg van een erfenis vermogen tot zijn beschikking gekregen dat hij op een efficiënte manier wilde gaan beleggen. Als gevolg hiervan nam [erflater] telefonisch contact op met [bedrijf] . [eisers in conv] had al reeds een langdurige financiële adviesrelatie lopen met [bedrijf] . Zo regelde de adviseur van [bedrijf] de hypotheek, verzekeringen en andere financiële aangelegenheden voor [eisers in conv] De medewerker van [bedrijf] stelde voor om een afspraak te maken voor een huisbezoek bij [eisers in conv] om de financiële situatie van hem door te nemen met een financieel adviseur van [bedrijf] . [eisers in conv] heeft hiermee ingestemd.
Tijdens het huisbezoek heeft de adviseur verder geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eisers in conv] Door de langdurige adviesrelatie die bestond tussen de adviseur en [eisers in conv] was de adviseur al enigszins op de hoogte van de financiële situatie van [eisers in conv] Gedurende het gesprek is met de adviseur gesproken over het inkomen, het spaargeld en de gezinssituatie van [eisers in conv] Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wens van [erflater] om zijn beschikbare vermogen op een efficiënte manier te beleggen met als doel zijn pensioen aan te vullen. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was dit doel te bereiken en dat hij hier een geschikt product voor wist.
De adviseur adviseerde [eisers in conv] om een Capital Effect product bij Bank Labouchere af te sluiten. Dit was volgens de adviseur een goed renderend product waarmee
[eisers in conv] vermogen mee op zou kunnen bouwen. [eisers in conv] diende voor de Capital Effect overeenkomst van Bank Labouchere ruim NLG 60.000,00 vooruit te betalen. De adviseur gaf voor het vooruitbetalen een korting van 20% op de maandtermijnen. De adviseur adviseerde [eisers in conv] zich te wenden tot het vermogen van de erfenis om de inleg van de overeenkomst te voldoen. [eisers in conv] kon na de eerste inleg, waarmee [eisers in conv] voor vijf jaar vooruitbetaalde, kiezen om na vijf jaar uit te stappen omdat zijn beoogde vermogen dan al zou zijn opgebouwd of eventueel door te gaan door maandelijks ongeveer NLG 1.000,00 in te leggen. Indien [eisers in conv] deze beleggingsstrategie zou volgen werd hem geadviseerd zijn salaris aan te wenden om de maandelijkse inleg te bekostigen.
De adviseur ondersteunde zijn advies met behulp van winstgevende prognoses en rekenvoorbeelden van grote Nederlandse ondernemingen. Hiermee stelde de adviseur mogelijke opbrengsten in het vooruitzicht. De adviseur hield bij het ondersteunen van zijn advies geen rekening met tegenvallende koersresultaten.
De adviseur heeft [eisers in conv] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met geleend geld werd belegd en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als [eisers in conv] op deze risico's gewezen was, had hij het Capital Effect product nooit afgesloten.
[eisers in conv] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en vertrouwde daarom volledig op de deskundigheid van de adviseur en zijn advies. Om deze reden heeft [eisers in conv] het advies van de adviseur opgevolgd en een Capital Effect overeenkomst met Bank Labouchere afgesloten door NLG 50.299,68,00 vooruit te betalen en daarna nog vier maandelijkse termijnen van NLG 1.047,91 te voldoen. De aanvraag voor het Capital Effect is door de adviseur in orde gemaakt en de uiteindelijke overeenkomst is op een later moment ondertekend.
Het opvolgen van het advies heeft voor [eisers in conv] desastreus uitgepakt. In plaats van het voorgespiegelde vermogen dat zou worden opgebouwd, is [eisers in conv] de betaalde inleg geheel kwijtgeraakt. Daarnaast heeft [eisers in conv] een restschuld aan de overeenkomst overgehouden.
5.8.
[eiseres in conv] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst van 29 november 1999 met contractnummer [nummer] , voorzien van de tekst:
“Adviseur: ATP00782- [bedrijf] ”,
- een kopie van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van
19 maart 2020 van [bedrijf] B.V. met als omschrijving van de werkzaamheden ‘het verlenen van bemiddeling bij de totstandkoming van verzekeringsovereenkomsten en onroerend goed transacties, het als gevolmachtigde optreden namens diverse assuradeuren, tevens financiële dienstverlening. De uitoefening van de makelaardij in registergoederen’.
- een screenshot van de website van [bedrijf] , zoals die er op 30 augustus 2004 uitzag, waarop – voor zover van belang – te lezen is:
“Het aantal grotere, volledige onafhankelijke, financiële adviescentra dat samenwerkt met vrijwel alle financiële instellingen is in uw regio nogal gering. [bedrijf] is één van die grotere.”.
5.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiseres in conv] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiseres in conv] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen heeft betwist. Dexia had meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eisers in conv] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiseres in conv] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
5.10.
In dit geval is niet gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eisers in conv] . Zij had die wetenschap echter wel behoren te hebben. Ten eerste had zij, nu zij gebruik maakte van tussenpersonen, moeten weten wat hun gebruikelijke werkwijze was. Daarnaast lag het op de weg van Dexia om voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst met een klant actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst zou aangaan op advies van de tussenpersoon. Aan de hand van de in dat verband ontvangen informatie had Dexia kunnen en moeten beoordelen of zij de overeenkomst met [eisers in conv] kon en mocht sluiten. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht, is gesteld noch gebleken. Dat moet, gelet op het voorgaande, voor haar rekening en risico blijven. De betwisting door Dexia van de stelling dat zij kon weten dat sprake was van vergunningplichtige advisering is dan ook onvoldoende onderbouwd. Daardoor komt de geobjectiveerde wetenschap ook in dit concrete geval vast te staan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Voor zover Dexia, zoals zij stelt, destijds niet wist dat de advisering vergunningplichtig was, leidt dat niet tot een andere uitkomst. Zo’n rechtsdwaling blijft in verhouding tot [eiseres in conv] voor rekening van Dexia.
aansprakelijkheid Dexia5.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiseres in conv] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiseres in conv] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eisers in conv] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [5] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiseres in conv]5.12. De door [eiseres in conv] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers in conv] heeft gehandeld door haar als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers in conv] niet alleen als klant aanbracht maar haar tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
5.13.
[eiseres in conv] heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie de schade berekend op € 23.273,18. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag.
De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
5.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiseres in conv] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering van [eiseres in conv]
5.15.
vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eiseres in conv] in het gelijk zal worden gesteld. Zij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.
de incidentele vordering van Dexia
5.16.
Dexia vordert dat [eiseres in conv] wordt veroordeeld het intakeformulier van zijn gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking als is voldaan aan de volgende uit artikel 843a lid 1 Rv. voortvloeiende, cumulatieve voorwaarden:
- degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben,
- het moet gaan om bepaalde bescheiden,
- aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
5.17.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a geen inzage van het intakeformulier kan worden verlangd. In het derde lid van artikel 843a Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. In beginsel betreft dit alle met de beroepsbeoefenaar gewisselde stukken en is het aan de beroepsbeoefenaar om te bepalen of die informatie hem in zijn hoedanigheid zijn toevertrouwd. Er is dus bij hoge uitzondering ruimte om van de beroepsbeoefenaar te verlangen dat hij zich niet op zijn verschoningsrecht beroept. Ook van [eiseres in conv] als cliënt van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [eiseres in conv] , althans haar gemachtigde, in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [eiseres in conv] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens, via een toegewezen exhibitievordering, bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
5.18.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk zal worden gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiseres in conv] worden begroot op € 82,00.
vorderingen Dexia
5.19.
Dexia vordert verder een verklaring voor recht dat zij met betrekking tot de overeenkomsten met contractnummers ‘ [nummer] ’, ‘ [nummer] ’, ‘ [nummer] ’ en ‘ [nummer] ’, na betaling van een bedrag van € 5.772,59, met wettelijke rente, niets meer aan [eiseres in conv] verschuldigd is. Het bedrag van € 5.772,59 staat gelijk aan tweederde van de restschuld (inclusief reeds verschenen rente) die voortvloeit uit de overeenkomst met contractnummer ‘ [nummer] ’, welk bedrag Dexia op grond van het Hofmodel is verschuldigd, aldus Dexia.
5.20.
Gelet op de beoordeling in conventie (ten aanzien van de overeenkomst met contractnummer ‘ [nummer] ’) en de omstandigheid dat [eiseres in conv] geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen het deel van de vordering van Dexia dat ziet op de overeenkomsten met contractnummers ‘ [nummer] ’, ‘ [nummer] ’ en ‘ [nummer] ’, zal het deel van de vordering van Dexia dat ziet op de overeenkomst met contractnummer ‘ [nummer] ’ worden afgewezen en het deel van de vordering van Dexia dat ziet op de overeenkomsten met contractnummers ‘ [nummer] ’, ‘ [nummer] ’ en ‘ [nummer] ’ worden toegewezen. Aan de verklaring voor recht zal, gelet op het voorgaande, geen door Dexia aan [eiseres in conv] te betalen bedrag worden gekoppeld.
proceskosten
5.21.
Omdat [eiseres in conv] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiseres in conv] worden in conventie begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 899,97
5.22.
Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil.
5.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in het incident van [eiseres in conv]
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in het incident van Dexia
6.3.
wijst de vordering af,
6.4.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [eiseres in conv] , begroot op € 82,00,
in conventie
6.5.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers in conv] heeft gehandeld door [eisers in conv] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers in conv] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers in conv] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
6.6.
verklaart voor recht dat [eisers in conv] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
6.7.
veroordeelt Dexia om aan [eiseres in conv] te betalen een bedrag van € 23.273,18, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, een en ander zoals weergegeven in rov. 5.13,
6.8.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
6.9.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
in reconventie
6.10.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten met nummers [nummer] , [nummer] en [nummer] niets meer aan [eisers in conv] verschuldigd is,
6.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van
[eiseres in conv] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.
61512/560

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.Zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462, gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23 en de arresten van Hof Arnhem-Leeuwarden van
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.