ECLI:NL:RBGEL:2025:8470

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
11596525
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomsten tussen eiseres en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G. van Dijk van Leaseproces, een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. wegens onrechtmatig handelen en tekortkomingen in de uitvoering van effectenleaseovereenkomsten. Eiseres heeft via een tussenpersoon, die niet beschikte over de benodigde vergunning, effectenleaseovereenkomsten afgesloten met Dexia. De kern van de zaak draait om de vraag of Dexia aansprakelijk is voor de door eiseres geleden schade, die voortvloeit uit de verliezen die zij heeft geleden door de verkoop van aandelen aan het einde van de overeenkomsten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door eiseres als cliënt te accepteren, terwijl zij op de hoogte had moeten zijn van de tekortkomingen van de tussenpersoon. De rechtbank heeft geoordeeld dat Dexia de door eiseres geleden schade volledig moet vergoeden, inclusief de wettelijke rente. Daarnaast is Dexia veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het Bureau Kredietregistratie te informeren dat eiseres geen verplichtingen meer heeft uit de leaseovereenkomsten, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn eveneens voor Dexia, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11596525 \ CV EXPL 25-2148
Vonnis van 1 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie en in het incident,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. G. van Dijk van Leaseproces,
tegen
DEXIA NEDERLAND B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie en in het incident,
hierna te noemen: Dexia Nederland B.V.,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens houdende akte uitlaten producties in conventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft via een tussenpersoon één of meer effectenleaseovereenkomsten gesloten met (de rechtsvoorgangster van) Dexia. Die overeenkomst(en) hield(en) het volgende in. [eiseres] leende geld van Dexia en met dat geld kocht Dexia aandelen.
[eiseres] betaalde met name rente (inleg) per maand of ineens vooruit. Aan het einde van de overeenkomst(en) werden de aandelen verkocht en moest [eiseres] het geleende bedrag terugbetalen. In dit geval was de waarde van die aandelen bij verkoop zodanig dat
[eiseres] verlies heeft geleden. In deze zaak gaat het om de vraag of Dexia de door
[eiseres] geleden schade helemaal moet vergoeden.
2.2.
Er is al veel rechtspraak over overeenkomsten zoals hier aan de orde en de kantonrechter sluit in deze zaak daarbij aan. Dat betekent dat Dexia de door [eiseres] geleden schade helemaal moet vergoeden.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer 1]
07-12-2000
Euro Effect
240 mnd.
€ 21.782,40
II.
[contractnummer 2]
07-12-2000
Profit Effect
240 mnd.
€ 19.548,64
3.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
23-09-2004
- € 5.297,99
€ 4,87 is verrekend met diverse dividendopbrengsten, waardoor de open post nog
€ 5.293,12 bedraagt
II.
23-09-2004
- € 10.244,99
Nee
3.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiseres] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 6.370,06 aan maandtermijnen en geen bedrag wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eiseres] € 149,88 aan dividenden ontvangen en € 124,22 aan fiscaal voordeel genoten.
3.4.
Verder is in 1998 tussen partijen de leaseovereenkomst genaamd ‘Direct Rendement Effect’ met contractnummer ‘ [contractnummer 3] ’ tot stand gekomen.
3.5.
De gemachtigde van [eiseres] , Leaseproces, heeft bij brief van 17 april 2007 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook nog andere gronden aan te voeren.
4. De vordering en het verweer in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in het incident
4.1.
[eiseres] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en/of toerekenbaar is tekortgeschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eiseres] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en zij is gehouden die schade te vergoeden,
 Dexia te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eiseres] bij het Bureau Kredietregistratie in Tiel wordt doorgehaald en dat de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,00,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiseres] van al datgene dat hij aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, met wettelijke rente,
 voor recht zal verklaren dat [eiseres] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
[eiseres] , met wettelijke rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met wettelijke rente.
4.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 [eiseres] ex artikel 195 Rv zal veroordelen om aan Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier waar de door Leaseproces namens [eiseres] deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak:
 [eiseres] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.176,12, vermeerderd met wettelijke rente,
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten met contractnummers ‘ [contractnummer 1] ’, ‘ [contractnummer 3] ’ en ‘ [contractnummer 2] ’ niets meer aan [eiseres] is verschuldigd, met een veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in het incident
algemeen5.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiseres] .
5.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
5.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiseres] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
5.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiseres] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
5.5.
[eiseres] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon
[bedrijf 1] (hierna: de tussenpersoon). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
5.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiseres] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiseres] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiseres] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiseres] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiseres] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
5.7.
[eiseres] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiseres] heeft op advies van een financieel adviseur van [bedrijf 1] meerdere effectenleaseovereenkomsten van Bank Labouchere afgesloten.
[eiseres] heeft de adviseur van [bedrijf 1] , te weten de heer [naam 1]
(hierna te noemen: ‘adviseur’) leren kennen via haar schoonmoeder. De communicatie met de adviseur ging voor [eiseres] vloeiend, nu [eiseres] doof was en de adviseur de gebarentaal kende. De adviseur van [bedrijf 1] heeft daarom jarenlang de financiële zaken van [eiseres] en haar thans overleden echtgenoot (hierna te noemen: ‘ [echtgenoot] ’) geregeld. [eiseres] heeft in het jaar 2000 haar echtgenoot verloren in een ongeluk aan de Ourthe in België. Vrij recent na het overlijden van haar echtgenoot is [eiseres] aan huis benaderd door de adviseur om haar financiële zaken door te nemen. [eiseres] heeft de adviseur binnengelaten.
Tijdens het gesprek, dat via gebarentaal ging, heeft de adviseur van [bedrijf 1]
geïnformeerd naar de persoonlijke en financiële situatie en de wensen van [eiseres] . Daarbij is gesproken over het overlijden van haar echtgenoot, waaronder de uitkering die zij zou ontvangen uit de overlijdensverzekering en de erfenis, en haar nabestaandenpensioen. Voorts is gesproken over een eerder door [echtgenoot] afgesloten Direct Rendement Effect overeenkomst bij Bank Labouchere, die er goed voor stond. Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wensen van [eiseres] om te sparen, zodat zij haar pensioen kon aanvullen en een spaarpotje kon opbouwen voor haar dochters, zodat haar dochters eventueel een huis of appartement konden kopen of zodat [eiseres] haar dochters kon ondersteunen in andere toekomstplannen die zij hadden. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was om dit doel te bereiken en dat hij hier geschikte producten voor wist.
De adviseur adviseerde [eiseres] om een Profit Effect product met een vooruitbetaling van ongeveer NLG 6.480,00 van Bank Labouchere af te sluiten. [eiseres] diende hiervoor de lopende Direct Rendement Effect overeenkomst van [echtgenoot] te beëindigen en de winst aan te wenden voor de vooruitbetaling in het Profit Effect. Als de opbrengst van het Direct Rendement Effect niet voldoende was om de inleg van het Profit Effect vooruit te betalen, dan kon [eiseres] een deel van de uitkering uit de overlijdensverzekering aanwenden voor de resterende inleg, aldus de adviseur. De adviseur heeft op kladpapier schematische berekeningen gemaakt van het advies om de winst van het Direct Rendement Effect her te beleggen. Bovendien adviseerde de adviseur [eiseres]
om een Euro Effect product met een maandbetaling van ongeveer NLG 200,00 af te sluiten.
Hiervoor diende zij de erfenis en haar nabestaandepensioen aan te wenden. Volgens de adviseur zou [eiseres] aanzienlijk vermogen opbouwen met twee effectenleaseproducten, omdat met elk product zou worden belegd in verschillende bedrijven die betrouwbaar waren, waardoor [eiseres] haar doelstellingen kon realiseren. De adviseur heeft zijn verhaal terzake het Euro Effect ondersteund met een brochure.
De adviseur heeft [eiseres] niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. Zo heeft hij er
niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een andere lening (de effectenleaseovereenkomsten) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomsten. Als [eiseres] had geweten van de risico’s, dan had zij de overeenkomsten nooit afgesloten.
[eiseres] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten.
[eiseres] heeft het advies van de adviseur, met vol vertrouwen in zijn deskundigheid, opgevolgd en heeft een Profit Effect overeenkomst met een vooruitbetaling van
NLG 6.438,71 en een Euro Effect overeenkomst met een maandbetaling van NLG 200,00 afgesloten.
De adviseur heeft zorggedragen voor de aanvraag van de overeenkomsten. Vervolgens heeft de adviseur ervoor gezorgd dat de getekende overeenkomst in goede orde bij Bank Labouchere terecht is gekomen.
Het opvolgen van het advies heeft voor [eiseres] desastreus uitgepakt. In plaats van het
voorgespiegelde vermogen dat zou worden opgebouwd, is [eiseres] de betaalde inleg geheel kwijtgeraakt. Daarnaast heeft [eiseres] een restschuld aan de overeenkomsten overgehouden.
5.8.
[eiseres] heeft, ter onderbouwing van haar stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 4 december 2000 voor een Euro Effect product op naam van [eiseres] , waarop ATP-nummer ‘507’ is ingevuld,
- een kopie van het aanvraagformulier van 4 december 2000 voor een Profit Effect product op naam van [eiseres] , waarop ATP-nummer ‘507’ is ingevuld,
- een kopie van de overeenkomst van 7 december 2000 met contractnummer [contractnummer 1] , voorzien van de tekst:
“Adviseur: ATP00507- [bedrijf 1] ”,
- een kopie van de overeenkomst van 7 december 2000 met contractnummer [contractnummer 2] , voorzien van de tekst:
“Adviseur: ATP00507- [bedrijf 1] ”,
- een stuk zonder opschrift, voorzien van handgeschreven rekenvoorbeelden ten aanzien van de mogelijke herbelegging van de opbrengst uit een Direct Rendement product van Bank Labouchere,
- een kopie van een brochure van het Euro Effect product met daarin onder meer een investerings- en kapitaalprognose van een Euro Effect product met een leasesom van
NLG 18.754,17, een maandbedrag van NLG 200,00 en een looptijd van 240 maanden,
- een kopie van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van
6 oktober 2020 van [bedrijf 1] , waaruit blijkt dat de tussenpersoon zich ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten bezighield met ‘de exploitatie van een financieel adviesbureau’.
- een kopie van de website van [bedrijf 1] , zoals die er op 7 oktober 1999 uitzag, waarop staat vermeld wat een onafhankelijk adviseur doet, wat zij onder een financiële planning verstaan en hoe zij aandelenleaseproducten naar haar cliënten presenteren. Op de website stond onder andere vermeld:
‘Uw financiële toekomst plannen – dat moet op maat gebeuren.’, ‘De specialisten van [bedrijf 1] weten de weg wel. Bovendien is [bedrijf 1] een onafhankelijke en betrouwbare partner.’, [bedrijf 1] werkt met vrijwel alle grote banken, verzekeraars en beleggingsinstellingen. Uit hun brede aanbod selecteren wij voor elke cliënt precies die producties en diensten die voor hem of haar de beste zijn. (..) Iedere cliënt van [bedrijf 1] heeft bovendien een vaste persoonlijke adviseur. In nauw gezamenlijk overleg wordt een financieel plan opgesteld. Exact op maat. En dat voeren wij voor u uit.’, ‘Wij hechten veel waarde aan continuïteit in de relatie met onze cliënten. Werken met een vaste persoonlijke adviseur waarborgt vertrouwen en blijvend contact. Hij houdt alles voor u in de gaten. Het is immers van het allergrootste belang om plannen tijdig en goed bij te stellen als zich wijzigingen voordoen in uw persoonlijke omstandigheden of als de wetgeving verandert.’, ‘ [bedrijf 1] helpt u bij het vinden van de meest effectieve aanpak. Samen met u stelen wij een helder plan op, waarin op basis van uw financiële situatie en mogelijkheden alle elementen worden meegenomen: hypotheek, beleggingen, pensioen, sparen, verzekeringen, fiscale wetgeving etc. Wij kennen de wegen en de mogelijkheden van de markt en de wetgeving. Als een van de weinige aanbieders biedt [bedrijf 1] u een totaaladvies. Onafhankelijk, zonder verplichtingen en exact op maat.’,en
‘De adviseurs van [bedrijf 1] maken u graag wegwijs in het woud van aantrekkelijke moderne spaarmogelijkheden.’
aanhoudingsverzoek
5.9.
Dexia heeft grote bezwaren tegen de – door haar zo genoemde – ‘bewijsconstructie’ omtrent de advisering door tussenpersonen die in de jurisprudentie van de rechtbanken vaak wordt gehanteerd. Voor het geval de kantonrechter bij de beoordeling van deze zaak het voornemen heeft gebruik te maken van diezelfde constructie/redenering, heeft Dexia verzocht om de zaak aan te houden in verband met door haar ingestelde cassatieberoepen tegen drie arresten van de gerechtshoven ’s-Hertogenbosch en Arnhem-Leeuwarden. De bewuste redenering omtrent het bewijs is onderwerp van deze cassatieberoepen.
5.10.
Het verzoek van Dexia wordt niet gehonoreerd, omdat de jurisprudentie van de gerechtshoven op dit punt de juistheid van de door de rechtbanken gevolgde redenering vooralsnog bevestigt. Er is bovendien geen concrete indicatie dat de Hoge Raad de betreffende arresten mogelijk gaat vernietigen.
(nieuwe) argumenten Dexia
5.11.
Dexia heeft tegen de bewuste redenering (nieuwe) argumenten aangevoerd. Die komen er, kortgezegd, op neer:
- dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd,
- dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon,
- dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
- dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
5.12.
Deze argumenten gaan niet op. Bij de beoordeling van deze zaak geldt – evenals in vergelijkbare zaken – als uitgangspunt dat, zoals [eiseres] onderbouwd heeft gesteld en Dexia onvoldoende heeft weersproken, tussenpersonen een gebruikelijke werkwijze hadden. Daarbij bracht de adviseur van de tussenpersoon steeds de situatie en de wensen van een klant in kaart en stelde in aansluiting daarop een bepaald effectenleaseproduct als geschikt voor. Dexia wist dat. [4] [5] Met de stellingen omtrent de concrete feiten en omstandigheden ten aanzien van de advisering in haar geval heeft [eiseres] , tegen de achtergrond van de beschreven gebruikelijke werkwijze, voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dat betekent dat Dexia, om tot (tegen)bewijs te worden toegelaten, niet kan volstaan met een betwisting in algemene termen van de door [eiseres] geschetste gang van zaken. Zij had daarvoor meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds in dit geval geen sprake is geweest van advisering, door uiteen te zetten op welke wijze de overeenkomsten tot stand waren gekomen. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft zij de stelling van [eiseres] dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering onvoldoende gemotiveerd weersproken. Deze stelling moet daarom als vaststaand worden aangenomen. Daar komt bij dat het stuk met handgeschreven rekenvoorbeelden, waarin de mogelijkheid van herbelegging van een batig saldo uit de in 1998 afgesloten leaseovereenkomst is uitgewerkt, een concreet aanknopingspunt punt vormt voor de stelling dat de (medewerker van) de tussenpersoon een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan. Gelet op het een en ander wordt niet aan bewijslevering toegekomen. Dat de gemachtigde van [eiseres] in een andere zaak mogelijk in de processtukken een onjuiste weergave van de geschetste gang van zaken heeft opgenomen, betekent niet zonder meer dat zij in alle zaken een onbetrouwbare weergave van de feiten geeft. Van Dexia mag worden verwacht dat zij toelicht waarom daarvan in dit specifieke geval sprake is. Als de door de afnemer beschreven wijze van advisering niet klopt, kan Dexia dit immers weerspreken door te omschrijven hoe het volgens haar is gegaan. Dat Dexia dat volgens haar stellingen niet kan, omdat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiseres] en de adviseur van de tussenpersoon, komt voor haar rekening en risico. Zij heeft er destijds immers van afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten zoals [eiseres] en gebruik gemaakt van tussenpersonen voor de afzet van haar producten. Anders dan Dexia meent betekent het voorgaande niet dat op haar een onderzoeks- of vastleggingsplicht rust, maar slechts dat het mogelijk ontbreken van onderbouwing van haar betwisting, voor haar rekening en risico komt.
wetenschap Dexia
5.13.
In dit geval is niet gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiseres] . Zij had die wetenschap echter wel behoren te hebben. Ten eerste had zij, nu zij gebruik maakte van tussenpersonen, moeten weten wat hun gebruikelijke werkwijze was. Daarnaast lag het op de weg van Dexia om voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst met een klant actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst zou aangaan op advies van de tussenpersoon. Aan de hand van de in dat verband ontvangen informatie had Dexia kunnen en moeten beoordelen of zij de overeenkomst met [eiseres] kon en mocht sluiten. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht, is gesteld noch gebleken. Dat moet, gelet op het voorgaande, voor haar rekening en risico blijven. De betwisting door Dexia van de stelling dat zij kon weten dat sprake was van vergunningplichtige advisering is dan ook onvoldoende onderbouwd. Daardoor komt de geobjectiveerde wetenschap ook in dit concrete geval vast te staan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Voor zover Dexia, zoals zij stelt, destijds niet wist dat de advisering vergunningplichtig was, leidt dat niet tot een andere uitkomst. Zo’n rechtsdwaling blijft in verhouding tot [eiseres] voor rekening van Dexia.
aansprakelijkheid Dexia5.14. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiseres] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eiseres] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiseres] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiseres]5.15. De door [eiseres] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door [eiseres] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiseres] niet alleen als klant aanbracht maar [eiseres] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. De verklaring voor recht dat de restschuld niet verschuldigd is zal eveneens worden toegewezen.
de schade
5.16.
[eiseres] heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie de schade berekend op
€ 6.122,16. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
5.17.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
5.18.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiseres] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
BKR-registratie
5.19.
Dexia zal - voor het geval Dexia met betrekking tot [eiseres] een A-codering aan het Bureau Kredietregistratie heeft doorgegeven - worden veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiseres] geen verplichtingen uit de overeenkomst(en) meer heeft. De daaraan te verbinden dwangsom wordt bepaald op € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot en maximum van € 10.000,00.
de incidentele vordering van Dexia
5.20.
Dexia verzoekt dat [eiseres] wordt veroordeeld het intakeformulier, dan wel een ander schriftelijk document van haar gemachtigde aan Dexia te verstrekken waaraan de door de gemachtigde ingenomen stellingen zijn ontleend.
5.21.
Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [eiseres] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier of anderszins dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een hoge uitzondering die maakt dat in dít geval van de beroepsbeoefenaar kan worden verlangd zich niet op zijn verschoningsrecht te beroepen. Al met al oordeelt de kantonrechter dat het incidentele verzoek van Dexia zal worden afgewezen.
5.22.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk zal worden gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 82,00.
vorderingen Dexia
5.23.
Gelet op de beoordeling in conventie wordt het deel van de vordering van Dexia dat ziet op de overeenkomsten met contractnummers ‘ [contractnummer 1] ’ en ‘ [contractnummer 2] ’ afgewezen.
5.24.
Dexia vordert verder een verklaring voor recht dat zij met betrekking tot de overeenkomst met contractnummer ‘ [contractnummer 3] ’ niets meer aan [eiseres] verschuldigd is. Hiertegen heeft [eiseres] geen inhoudelijk verweer gevoerd, zodat dat deel van de vordering van Dexia zal worden toegewezen.
proceskosten
5.25.
Omdat [eiseres] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,47
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
911,47
5.26.
Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil.
5.27.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in het incident van Dexia
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [eiseres] , begroot op € 82,00,
in conventie
6.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door [eiseres] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiseres] niet alleen als klant aanbracht maar [eiseres] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
6.4.
verklaart voor recht dat [eiseres] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
6.5.
veroordeelt Dexia - voor het geval Dexia met betrekking tot [eiseres] een A-codering aan het Bureau Kredietregistratie heeft doorgegeven – om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiseres] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst(en) meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot en maximum van € 10.000,00.
6.6.
veroordeelt Dexia om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.122,16, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, een en ander zoals weergegeven in rov. 5.16.,
6.7.
verklaart voor recht dat [eiseres] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
6.8.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 911,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
6.9.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.10.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.11.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst met nummer ‘ [contractnummer 3] ’ niets meer aan [eiseres] verschuldigd is,
6.12.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
in conventie en in reconventie
6.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.
62956/560

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.Zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462, gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23 en de arresten van Hof Arnhem-Leeuwarden van
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177, gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 10 december 2024 ECLI:NL:GHSCHE:2024:3936, gerechtshof Arnhem Leeuwarden 11 februari 2025 ECLI:NL:GHARL:2025:684, ECLI:NL:GHARL:2025:686, ECLI:NL:GHARL:2025:687, ECLI:NL:GHARL:2025:688 en ECLI:NL:GHARL:2025:689, gerechtshof Amsterdam 11 februari 2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:379.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.