ECLI:NL:RBHAA:2011:BU9332
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Procedure ex artikel 55 Luchtvaartwet; opheffing bouwverbod en niet-ontvankelijkheid van de Luchthaven in haar vorderingen
In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Haarlem, betreft het een procedure op basis van artikel 55 van de Luchtvaartwet (LVW) met betrekking tot de opheffing van een bouwverbod. De rechtbank heeft op 21 december 2011 uitspraak gedaan in de zaak waarin de Luchthaven Schiphol vorderingen had ingesteld tegen Chip(s)hol III B.V. en een derde gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Hoge Raad op 19 februari 2010 in een eerdere procedure (artikel 50 LVW) had geoordeeld dat de financiële gevolgen van de opheffing van het bouwverbod betrokken moeten worden bij de vaststelling van de schadeloosstelling. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat zij in de huidige procedure geen rol meer te vervullen had, aangezien de zaak verder door het Gerechtshof Amsterdam behandeld zou worden. De rechtbank heeft de Luchthaven niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, omdat deze reeds in de eerder aanhangige artikel 50 LVW-procedure aan de orde zouden komen. De rechtbank overwoog dat het onwenselijk zou zijn om in deze procedure opnieuw beslissingen te nemen die samenhangen met de eerder genomen beslissingen in de artikel 50 LVW-procedure. De rechtbank heeft ook de bindende eindbeslissing in aanmerking genomen, die in beginsel geldt voor de oordelen over andere grondslagen van de vordering, zoals onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking. Uiteindelijk heeft de rechtbank de Luchthaven veroordeeld in de proceskosten van Chip(s)hol en de derde gedaagde, en de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.