Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1992 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H28) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd ten bedrage van ƒ 24.499 (€ 11.117,16). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 24.999 (€ 11.117,16), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 9.253 (€ 4.198,83).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1993 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H38) IB/PVV opgelegd ten bedrage van ƒ 24.287 (€ 11.020,96). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 24.287 (€ 11.020,96), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 7.951 (€ 3.608,01).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1994 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H48) IB/PVV opgelegd ten bedrage van ƒ 17.608 (€ 7.990,16). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 17.608 (€ 7.990,16), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 4.985 (€ 2.262,09).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1995 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H58) IB/PVV opgelegd ten bedrage van ƒ 18.584 (€ 8.433,05). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 18.584 (€ 8.433,05), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 4.762 (€ 2.160,90).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1996 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H68) IB/PVV opgelegd ten bedrage van ƒ 18.163 (€ 8.242,01). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 18.163 (€ 8.242,01), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 4.539 (€ 2.059,71).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H77) IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 128.190 (€ 58.170,09).
Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 21.616 (€ 9.808,91), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 5.106 (€ 2.317).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H87) IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 189.227 (€ 85.867,47), alsmede bij beschikking een boete van ƒ 21.727 (€ 9.859,28) en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 4.426 (€ 2.008,43).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H97) IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 312.052 (€ 141.603,02), alsmede bij beschikking een boete van ƒ 31.970 (€ 14.507,35) en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 5.554 (€ 2.520,30).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H07) IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 144.916 (€ 65.760,01), alsmede bij beschikking een boete van ƒ 27.439 (€ 12.451,28) en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 3.783 (€ 1.716,65).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H17) IB/PVV opgelegd ten bedrage van € 4.901, alsmede bij beschikking een boete van € 4.901 en een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 460.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1993 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].K38) vermogensbelasting (VB) opgelegd ten bedrage van ƒ 4.800 (€ 2.178,15). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 4.800 (€ 2.178,15), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 1.736 (€ 787,76).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1994 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].K48) VB opgelegd ten bedrage van ƒ 4.559 (€ 2.068,78). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 4.559 (€ 2.068,78), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 1.428 (€ 647).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1995 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].K58) VB opgelegd ten bedrage van ƒ 4.328 (€ 1.963,96). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 4.328 (€ 1.963,96), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 1.183 (€ 536,82).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1996 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].K68) VB opgelegd ten bedrage van ƒ 4.143 (€ 1.880,01). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 4.143 (€ 1.880,01), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 1.020 (€ 462,86).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].K78) VB opgelegd ten bedrage van ƒ 3.942 (€ 1.788,80). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 3.942 (€ 1.788,80) , zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 888 (€ 402,96).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].K87) VB opgelegd, berekend naar een belastbare som van ƒ 1.429.000 (€ 648.451,93). Tevens heeft verweerder een verhoging van ƒ 3.122 (€ 1.416,70), zonder kwijtschelding, opgelegd en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 636 (€ 288,60).
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].K97) VB opgelegd, berekend naar een belastbare som van ƒ 1.551.000 (€ 703.813,12), alsmede bij beschikking een boete van ƒ 2.919 (€ 1.324,58) en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 509 (€ 230,97) .
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].K07) VB opgelegd, berekend naar een belastbare som van ƒ 1.536.498 (€ 697.232,39), alsmede bij beschikking een boete van ƒ 2.632 (€ 1.194,35) en een beschikking heffingsrente ten bedrage van ƒ 363 (€ 164,72).
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 16 mei 2007 voormelde navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1992 tot en met 2001 en VB voor de jaren 1993 tot en met 2000 (hierna gezamenlijk: de navorderingsaanslagen), de daarin begrepen verhogingen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder betreffende de aan hem opgelegde navorderingsaanslagen, alsmede tegen de uitspraken betreffende de kwijtscheldingsbesluiten ter zake van de in de navorderingsaanslagen begrepen verhogingen respectievelijk de gelijktijdig met de navorderingsaanslagen jegens hem genomen boetebeschikkingen (hierna gezamenlijk: de boetebeschikkingen), bij brief van 20 juni 2007, ontvangen bij de rechtbank op 21 juni 2007, beroep ingesteld.
De beroepen zijn eveneens gericht tegen de uitspraken betreffende de gelijktijdig met de navorderingsaanslagen genomen beschikkingen inzake in rekening gebrachte heffingsrente (hierna: de beschikkingen heffingsrente).
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2010 te Leeuwarden.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden.
Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand].
Eiser heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan verweerder, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
Verweerder heeft ter zitting (kopieën) van afdrukken van microfiches met gegevens van de Kredietbank Luxembourg overgelegd.
Eiser heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van die stukken.
Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.