Uitspraak
1.[eiser sub 1] ,
1.Kern van de zaak
2.De procedure
- de dagvaarding van 23 april 2025, met een incidenteel verzoek;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie tevens houdende een conclusie van antwoord in het incident tevens houdende een incidenteel verzoek;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie tevens houdende een conclusie van antwoord in het incident tevens houdende een (aanvulling van het) incidenteel verzoek;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
3.3. De feiten
4.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en de verzoeken in het incident
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [gedaagde] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
- een kopie van de overeenkomst van 28 augustus 2000 met contractnummer 39283681, voorzien van de tekst:
“Adviseur ATP00962-Pensioen Partners B.V.”.,
“Adviseur ATP00962-Pensioen Partners B.V. ”.,
- een schermafdruk van de toenmalige website van de tussenpersoon, waarop – onder
Het verstrekken van adviezen op het gebied van oudedagsvoorziening voorziening en financial planning’.
- dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd;
- dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
- dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
- dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
€ 135,00