ECLI:NL:RBMNE:2023:5886

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
9907174 EL 22-44
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst tussen eiser en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, stond de eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, tegenover Dexia Nederland B.V., vertegenwoordigd door USG Legal Professionals. De procedure begon met een dagvaarding op 13 mei 2022, waarin de eiser vorderingen indiende tegen Dexia wegens onrechtmatig handelen met betrekking tot een effectenleaseovereenkomst, genaamd 'Capital Effect', die op 9 april 2001 was ondertekend. De eiser stelde dat hij door Dexia was misleid en dat de tussenpersoon, die de overeenkomst had afgesloten, niet beschikte over de benodigde vergunning om financieel advies te geven. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de eiser als cliënt te accepteren, terwijl zij op de hoogte had moeten zijn van de onregelmatigheden rondom de advisering door de tussenpersoon. De rechter verklaarde dat de eiser schade had geleden als gevolg van dit onrechtmatig handelen en dat Dexia verplicht was deze schade te vergoeden. De vorderingen van Dexia in reconventie werden afgewezen, en Dexia werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van financiële instellingen en de noodzaak voor zorgvuldige advisering bij effectenleaseovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9907174 EL 22-44
vonnis van de kantonrechter van 19 oktober 2023,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 mei 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2. De feiten

2.1.
[eiser] heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer]
09-04-2001
Capital Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
03-11-2006
- € 3.932,24
€ 2.080,26 (door middel van verrekening met diverse dividendopbrengsten)
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser] verder op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 70.132,61 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eiser] € 10.698,09 aan dividenden ontvangen en € 4.498,29 aan fiscaal voordeel genoten.
2.4.
De gemachtigde van [eiser] , Leaseproces, heeft bij brief van 17 januari 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 voor recht zal verklaren dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
 voor recht zal verklaren dat Dexia na betaling aan [eiser] van een bedrag van € 769,51, te vermeerderen met de wettelijke rente, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag met betrekking tot de tussen haar en [eiser] gesloten overeenkomst van effectenlease met nummer [contractnummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser] verschuldigd is,
 [eiser] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

algemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser] .
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser] inmiddels is verjaard. Dit verweer wordt niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [onderneming] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiser] heeft op aanraden van een collega contact opgenomen met [onderneming] . De collega van [eiser] had een Capital Effect overeenkomst afgesloten bij Bank Labouchere op advies van een financieel adviseur van [onderneming] . De medewerker van [onderneming] stelde voor om een afspraak in te plannen om de financiële situatie van [eiser] door te nemen met een financieel adviseur, [A] (hierna: adviseur [A] ). Er hebben meerdere adviesgesprekken met adviseur [A] plaatsgevonden bij [eiser] thuis. Ook is er nog een andere adviseur van [onderneming] , adviseur [B] , bij [eiser] thuis geweest. De echtgenote van [eiser] was bij de gesprekken aanwezig. Tijdens de gesprekken heeft adviseur [A] geïnformeerd naar de financiële situatie en de financiële wensen van [eiser] . Daarbij kwam de inkomenspositie en de hypothecaire situatie van [eiser] ter sprake. Er is ook met adviseur [A] gesproken over de wens van [eiser] om vermogen op te bouwen voor de toekomst. [eiser] gaf aan dat zijn vrouw zzp'er was, en zij daardoor tevens voor haar pensioen vermogen wilde opbouwen. Daarnaast gaf [eiser] aan dat hij aan het verbouwen was in zijn woning en hier geld voor nodig bad. Adviseur [A] gaf aan dat het mogelijk was om zijn financiële wensen te behalen en adviseerde [eiser] om een Capital Effect overeenkomst van Bank Labouchere af te sluiten.Adviseur [A] adviseerde [eiser] vervolgens over een constructie om de overwaarde op de woning van [eiser] op te nemen middels een hypothecaire lening. Adviseur [A] adviseerde [eiser] om zijn hypotheek over te sluiten en op te hogen van NLG 281.000,­ naar een bedrag van NLG 575.000,-. Een gedeelte van het bedrag wat hieruit zou vrijkomen kon [eiser] aanwenden voor de vooruitbetaling van de inleg in de Capital Effect overeenkomst. Daarnaast adviseerde adviseur [A] om een levensverzekering af te sluiten. Adviseur [A] adviseerde [eiser] om een Capital Effect overeenkomst af te sluiten met een vooruitbetaling van de inleg van ongeveer NLG 145.000,-. Adviseur [A] vertelde dat [eiser] met de opbrengst uit de Capital Effect overeenkomst aanzienlijk vermogen kon opbouwen voor de toekomst en het pensioen van zijn echtgenote. Adviseur [A] zette zijn advies kracht bij door middel van berekeningen die hij op kladpapier heeft genoteerd, waarmee hij aan [eiser] liet zien welke opbrengst zou volgen uit een Capital Effect overeenkomst met een vooruitbetaling van ongeveer NLG 145.000,-. De adviseur heeft deze berekeningen weer meegenomen, dus deze kan [eiser] niet overleggen. Vervolgens kwam er andere adviseur van [onderneming] , adviseur [B] , bij [eiser] thuis om de constructie nogmaals door te spreken. Adviseur [A] was namelijk niet langer werkzaam bij [onderneming] en adviseur [B] nam het contact over. Adviseur [B] adviseerde [eiser] wederom om zijn hypotheek op te hogen van NLG 281.000,- naar een bedrag van NLG 575.000,-. Op deze manier zou er een bedrag van NLG 242.000,-beschikbaar komen. Adviseur [B] adviseerde [eiser] ook om een levensverzekering af te sluiten. Adviseur [B] adviseerde ook om een bedrag van ongeveer NLG 145.000,- aan te wenden voor de vooruitbetaling in de Capital Effect overeenkomst. Het resterende bedrag kon [eiser] gebruiken voor de verbouwing en de levensverzekering. Adviseur [B] verzekerde dat de doelstellingen van [eiser] met de voorgespiegelde rendementen gegarandeerd konden worden behaald. Beide adviseurs hebben de rendementen zeer rooskleurig aan [eiser] voorgeschoteld. Er is geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve rendementen, en over tegenvallende resultaten is in het geheel niet gesproken. Ten aanzien van de fondsen vertelden de adviseurs dat het betrouwbare fondsen waren, waardoor het gemiddeld rendement van de afgelopen jaren zich zou doorzetten. Beide adviseurs hebben [eiser] tijdens geen van de gesprekken geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo hebben zij er niet op gewezen dat met een lening (de hypotheek) de rentelasten voor een andere lening (de effectenleaseovereenkomst) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan, de hypotheek niet kon worden afgelost en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenlease-overeenkomst. Als [eiser] had geweten van deze risico's, had hij deze overeenkomst niet afgesloten. [eiser] had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [eiser] vertrouwde volledig op de deskundigheid van beide adviseurs en heeft het advies opgevolgd. Adviseur [A] heeft het aanvraagformulier ingevuld en tijdens een huisbezoek door [eiser] laten ondertekenen. Adviseur [A] heeft het aanvraagformulier meegenomen en naar Bank Labouchere toegezonden. Adviseur [A] heeft ervoor gezorgd dat [eiser] de overeenkomst heeft ondertekend. Vervolgens heeft adviseur [A] de overeenkomst aan Bank Labouchere toegezonden. Tevens heeft adviseur [B] de aanvraag van de hypotheek verzorgd. [eiser] heeft conform het advies zijn hypotheek opgehoogd naar NLG 575.000,-.
4.8.
[eiser] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 26 maart 2001 op naam van [eiser] , betreffende het Capital Effect product met een vooruitbetaling van NLG 144.000,-, waarop handgeschreven de gegevens van [eiser] zijn ingevuld, onder vermelding van ‘ [A] ’ bij ‘Naam adviseur’, voorzien van het adviseursnummer:
[adviesnummer], het logo van [onderneming] en een stempel met de tekst:
[plaats] (…)., ondertekend in [plaats] ,
- een kopie van de overeenkomst van 9 april 2001 met contractnummer [contractnummer] op naam van [eiser] , genaamd ‘Capital Effect Vooruitbetaling 15 jaar’, voorzien van het adviseursnummer:
[adviesnummer] - [onderneming] B.V.en een stempel met de tekst:
[onderneming] [plaats](…). [A] (…).,
- een kopie van een brief van 20 april 2001 van een notariskantoor aan [eiser] , waarop te lezen is:
‘(…).Tevens hebben wij een taxatierapport en de originele nota verzonden aan [onderneming] B.V. te [plaats] . (…).’,
- een kopie van een hypotheekakte van 17 oktober 2001 op naam van [eiser] , betreffende een geldlening van NLG 575.000,-, waarvoor ten behoeve van Argenta Spaarbank N.V. het recht van hypotheek is verleend,
- een ongedateerd stuk met opschrift ‘ [.] ’, aan [eiser] gericht en afkomstig van ‘Adviseur: [B] ’, waarop de (toentertijd) huidige hypotheek uiteengezet staat van [eiser] en een ‘gewenste hypotheek’ van NLG 575.000,- vermeld staat, een en ander voorzien van het handgeschreven aantekeningen.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiser] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiser] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiser] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiser] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon [onderneming] een op de persoon van [eiser] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser] , had zij behoren te weten dat [eiser] door de tussenpersoon is geadviseerd. [5]
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser]4.12. De door [eiser] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. Daarnaast zal voor recht worden verklaard dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden. De gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de restschuld wordt afgewezen, nu tussen partijen vast is komen te staan dat [eiser] met betrekking tot de restschuld niets meer aan Dexia verschuldigd is.
4.13.
De als gevolg hiervan door [eiser] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist.
In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
vorderingen Dexia
4.15.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.16.
Omdat [eiser] inhoudelijk gelijk krijgt, zal Dexia worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. De proceskosten in reconventie worden begroot op nihil.
4.17.
De gevorderde nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00 en voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan.
4.18.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
verklaart voor recht dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
5.3.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.4.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 125,03
b. griffierecht € 86,00
c. salaris gemachtigde € 528,00,
5.5.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: FM

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.