RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Amersfoort
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: M.A.T. Huisman),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden
(gemachtigde: B. Harmsen).
Inleiding
1. Eiser heeft gebruik gemaakt van huishoudelijke hulp op grond van de Wmo 2015.Hiervoor heeft hij een eigen bijdrage betaald aan het CAK van € 19,- per maand. Eiser heeft verlenging gevraagd van deze huishoudelijke hulp.
2. Met het besluit van 16 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor huishoudelijke hulp afgewezen. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3. Voorafgaand aan het nemen van een beslissing op het bezwaar heeft verweerder met de brief van 7 maart 2023 een voorstel gedaan voor een minnelijke regeling. Eiser heeft niet ingestemd met dit voorstel.
4. Met de beslissing op bezwaar van 6 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Voor de motivering is verwezen naar het advies van de commissie bezwaarschriften (de commissie). Eiser heeft beroep ingesteld.
5. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van verweerder.
Inhoud bestreden besluit en advies van de commissie
6. Verweerder heeft het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Voor de vraag of eiser voldoende procesbelang heeft is bepalend of het resultaat dat hij nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor hem feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter principieel belang is onvoldoende.
7. In afwachting van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), in een andere zaak over hetzelfde onderwerp, heeft verweerder een minnelijke regeling aangeboden. Eiser heeft weer toegang gekregen tot de huishoudelijke hulp in ieder geval totdat de Raad uitspraak heeft gedaan in hoger beroep. Ook wordt eiser gecompenseerd voor reeds ingezette hulp en gemaakte proceskosten. Inhoudelijk heeft eiser dus geen belang meer bij de behandeling van het bezwaar.
8. Verweerder ziet wel reden om proceskosten voor de bezwaarfase toe te kennen. Het primaire besluit is namelijk herroepen. Verweerder kent een bedrag van € 597,- toe voor het indienen van het bezwaarschrift.