RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Amersfoort
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: M.A.T. Huisman),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden
(gemachtigde: B. Harmsen).
Inleiding
1. Eiseres heeft gebruik gemaakt van huishoudelijke hulp op grond van de Wmo 2015.Hiervoor heeft zij een eigen bijdrage betaald aan het CAK van € 19,- per maand. Eiseres heeft verlenging gevraagd van deze huishoudelijke hulp.
2. Met het besluit van 27 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor huishoudelijke hulp afgewezen. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3. Voorafgaand aan het nemen van een beslissing op het bezwaar heeft verweerder met de brief van 13 maart 2023 een voorstel gedaan voor een minnelijke regeling. Eiseres heeft niet ingestemd met het voorstel.
4. Met de beslissing op bezwaar van 6 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Voor de motivering is verwezen naar het advies van de commissie bezwaarschriften (de commissie). Eiseres heeft beroep ingesteld.
5. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van verweerder.
Inhoud bestreden besluit en advies van de commissie
6. Verweerder heeft het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Voor de vraag of eiseres voldoende procesbelang heeft is bepalend of het resultaat dat zij nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor haar feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter principieel belang is onvoldoende.
7. In afwachting van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), in een andere zaak over hetzelfde onderwerp, heeft verweerder een minnelijke regeling aangeboden. Eiseres heeft weer toegang gekregen tot de huishoudelijke hulp in ieder geval totdat de Raad uitspraak heeft gedaan in hoger beroep. Ook wordt eiseres gecompenseerd voor reeds ingezette hulp en gemaakte proceskosten. Inhoudelijk heeft eiseres dus geen belang meer bij de behandeling van het bezwaar.
8. Verweerder ziet wel reden om proceskosten voor de bezwaarfase toe te kennen. Het primaire besluit is namelijk herroepen. Verweerder kent een bedrag van € 597,- toe voor het indienen van het bezwaarschrift. In het geval van eiseres is dit bedrag in twee keer voldaan, eerst een bedrag van € 66,55 en daarna een bedrag van € 530,45.