ECLI:NL:RBMNE:2025:3847

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
16/004849-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid bij fatale diefstal met geweld, vrijspraak medeplegen

Op 4 december 2023 wordt [slachtoffer] zwaargewond aangetroffen in een parkeergarage in Vinkeveen en overlijdt later aan een messteek. De verdachte, samen met medeverdachten, wordt verdacht van betrokkenheid bij de fatale beroving. De rechtbank behandelt de zaak op 25 en 27 juni 2025, met de uitspraak op 25 juli 2025. De verdachte wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan de diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer is overleden. De rechtbank oordeelt dat de verdachte de bestuurder van de vluchtauto was en het mes aan de uitvoerder heeft gegeven, maar spreekt hem vrij van medeplegen. De rechtbank wijst de vorderingen van de benadeelde partijen deels toe, waaronder affectieschade en schokschade, en legt een gevangenisstraf van acht jaar op.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/004849-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de [plaats 1] , locatie [locatie] ,
hierna: de verdachte.

1.INLEIDING

Op 4 december 2023 wordt [slachtoffer] zwaargewond en buiten bewustzijn in de parkeergarage van zijn appartementencomplex aan de [straat 1] in Vinkeveen aangetroffen. De gearriveerde hulpdiensten proberen hem te reanimeren. Tevergeefs, want [slachtoffer] overlijdt onderweg naar het ziekenhuis. Uit het forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van een messteek in zijn borst om het leven is gekomen.
De politie heeft een uitgebreid opsporingsonderzoek verricht, genaamd TGO Boog. Naar aanleiding daarvan zijn drie verdachten opgepakt, te weten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en
[verdachte] (verdachte). Zij worden verdacht van betrokkenheid bij de fatale beroving van [slachtoffer] , met de dood ten gevolge. Kort gezegd, komt de verdenking er op neer dat [medeverdachte 2] de opdrachtgever van de beroving is geweest, dat [medeverdachte 1] de beroving heeft gepleegd en daarbij [slachtoffer] heeft doodgestoken. [verdachte] wordt ervan verdacht dat hij [medeverdachte 1] heeft geholpen door hem met de auto af te zetten bij de woning van [slachtoffer] en [medeverdachte 1] na de diefstal weer op te halen. Daarnaast wordt [verdachte] ervan verdacht dat hij het mes aan [medeverdachte 1] heeft gegeven. Tot slot wordt [medeverdachte 2] er ook nog van verdacht dat hij onderdeel uitmaakte van de criminele organisatie die achter de beroving van [slachtoffer] en soortgelijke misdrijven zat.
Dit vonnis bevat de beslissingen voor verdachte [verdachte] in zijn strafzaak. De beslissingen in de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn terug te vinden in de vonnissen die de rechtbank in die zaken heeft opgemaakt.
De rechtbank geeft hierna kort het verloop van het onderzoek ter terechtzitting weer en het verwijt dat het Openbaar Ministerie aan de verdachte maakt. Daarna worden de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw over het bewijs besproken en geeft de rechtbank haar overwegingen en beslissingen weer. De rechtbank zal vervolgens uiteenzetten welke straf zij passend en geboden acht, en wat er naar haar oordeel met het beslag en de vorderingen van de benadeelde partijen moet gebeuren.

2.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 25 en 27 juni 2025. Het onderzoek ter terechtzitting is op 25 juli 2025 gesloten, waarna aansluitend uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen mevrouw [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] (respectievelijk moeder en zus van het slachtoffer [slachtoffer] , hierna “de nabestaanden”) en hun advocaat mr. R.A. Korver, advocaat te Amsterdam , naar voren hebben gebracht.

3.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, in het kort, op neer dat de verdachte:
primair:op 4 december 2023 in Vinkeveen samen met anderen met (bedreiging met) geweld een horloge en sport(tas) van [slachtoffer] heeft gestolen, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden;
subsidiair: op voornoemde datum en plaats opzettelijk behulpzaam is geweest bij voornoemde diefstal met (bedreiging met) geweld, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte integraal vrij te spreken van het ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de bestuurder van de vluchtauto en de verschaffer van het mes is geweest. De raadsvrouw heeft daarbij betoogd dat de gegevens uit het onderzoek aan de telefoons van de verdachte moeten worden uitgesloten van het bewijs, evenals de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Na bespreking van deze twee door de verdediging gevoerde bewijsverweren zal de rechtbank overwegen hoe zij tot de bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde komt. Onder het oordeel van de rechtbank zullen de standpunten van de officier van justitie en de verdediging – voor zover relevant – verder worden besproken.
4.1
Vormverzuim onderzoek telefoons verdachte
4.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat zonder toestemming van de rechter-commissaris – en daarmee op onrechtmatige wijze – onderzoek is gedaan naar de onder de verdachte in beslag genomen telefoons. De raadsvrouw heeft verwezen naar het Landeck-arrest van het Europees Hof van Justitie, waaruit volgt dat indien een meer dan beperkte inbreuk is te voorzien op de persoonlijke levenssfeer van een verdachte, de rechter-commissaris toestemming moet geven voor het uitvoeren van het onderzoek aan een telefoon. Volgens de raadsvrouw is sprake van een onherstelbaar vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting van de telefoongegevens van de verdachte dient te leiden.
4.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover al sprake is van een vormverzuim, daaraan geen rechtsgevolg moet worden verbonden. De verdachte heeft immers geen nadeel ondervonden van het verzuim.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat bij het onderzoek aan de telefoons een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte te voorzien viel. Hoewel het Landeck-arrest nog niet was gewezen ten tijde van het onderzoek aan de telefoons van de verdachte, gaat het niet om nieuw recht, maar om uitleg van reeds bestaand recht. De rechter-commissaris had toestemming moeten geven voordat dit onderzoek mocht worden uitgevoerd. Nu deze toestemming ontbreekt, is de rechtbank het met de raadsvrouw eens dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
De vraag is vervolgens of en, zo ja, welke rechtsgevolgen aan dit vormverzuim moeten worden verbonden. Bij de beantwoording van die vraag dient rekening te worden gehouden met de in artikel 359a, tweede lid, Sv genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
De raadsvrouw heeft niet gesteld dat de verdachte als gevolg van het verzuim concreet nadeel heeft geleden. Evenmin is gebleken dat de verdachte concreet nadeel heeft geleden. Er was sprake van een onderzoek naar een ernstig strafbaar feit, waarbij de aard van het feit een onderzoek aan de telefoons van de verdachte rechtvaardigde. Indien een machtiging van de rechter-commissaris zou zijn aangevraagd, zou deze zonder meer zijn verkregen. De verdachte is derhalve door het vormverzuim niet in een nadeligere positie geraakt ten opzichte van de situatie waarin dit verzuim niet zou zijn begaan.
De rechtbank zal gelet op het bovenstaande volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim en daaraan geen rechtsgevolgen verbinden.
4.2
Gebruik verklaring medeverdachte [medeverdachte 1] voor het bewijs
4.2.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van het bewijs uit te sluiten, omdat hij zich bij het verhoor bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. De verdediging heeft hierdoor geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot het ondervragen van de getuige gehad. Het gebruik van de verklaring van [medeverdachte 1] levert een schending op van het recht op een eerlijk proces van de verdachte, nu zijn verklaring ‘sole and decisive’ is en er onvoldoende compenserende factoren zijn geboden, aldus de raadsvrouw.
4.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] gebezigd kan worden voor het bewijs voor het feit dat het de verdachte is geweest die het mes aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gegeven. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft niet te gelden heeft als ‘sole or decisive’, nu de bewezenverklaring ook wordt gebaseerd op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , die de verdediging uitvoerig heeft kunnen ondervragen. De procedure in haar geheel voldoet dan ook aan de eisen van een eerlijk proces, aldus de officier van justitie.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat in gevallen waarin de rechter voor het bewijs gebruik wil maken van een door een getuige afgelegde verklaring, terwijl de verdediging – ondanks het nodige initiatief – niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om ten aanzien van die getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen, moet worden nagegaan of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Hierbij zijn – met het oog op de beoordeling of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces – van belang (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. [1]
Naarmate het gewicht van de verklaring van de getuige groter is, is het – wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt – des te meer van belang dat er een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat er compenserende factoren zijn. [2] Bij de interpretatie van deze rechtspraak van de Hoge Raad is het – zoals A-G Van Wees recentelijk opmerkte – van belang om de achtergrond niet uit het oog te verliezen, namelijk dat een eerlijk proces meebrengt dat een verdachte de kans moet hebben het tegen hem voorgebrachte bewijs te betwisten, onder andere door het ondervragen van belastende getuigen. Kan een getuige niet worden ondervraagd, dan kan dit een probleem vormen voor de eerlijkheid van het strafproces. Dit probleem is groter naarmate de getuige voor het bewijs belangrijker is. Het probleem wordt weer kleiner als de betrouwbaarheid van de verklaring op een andere wijze kan worden bepaald dan door ondervraging. [3]
Wat is de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend?
De raadsvrouw van de verdachte heeft bij de regiezitting verzocht om [medeverdachte 1] als getuige te horen. De rechtbank heeft dat verzoek toegewezen en de zaak daarvoor verwezen naar de rechter-commissaris. [medeverdachte 1] heeft zich tijdens het getuigenverhoor op zijn verschoningsrecht beroepen. De verdediging heeft haar ondervragingsrecht dus niet kunnen uitoefenen doordat [medeverdachte 1] zich bij de verhoren bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Dat verschoningsrecht is een recht dat medeverdachte [medeverdachte 1] toekomt. Daarmee is de rechtvaardiging van de inbreuk op het ondervragingsrecht gegeven.
Wat is het gewicht van de verklaring van [medeverdachte 1] voor de bewezenverklaring?
De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of een eventuele bewezenverklaring in beslissende mate op de verklaringen van [medeverdachte 1] zou berusten (
sole or decisive). Voor de beoordeling hiervan is van doorslaggevend belang in hoeverre de verklaringen van de getuige steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs moet - zo luidt de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt - betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van het steunbewijs in het licht van de bewijsvoering als geheel.
De rechtbank stelt vast dat voor het bewijs dat medeverdachte [medeverdachte 1] het mes van de verdachte heeft gekregen, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] gewicht toekomt, maar dat daarnaast sprake is van ander (steun)bewijs, waaronder het Snapchatbericht van 3 december 2023 waarin de oproep werd gedaan voor een ‘werker’ voor een horlogeroof voor de volgende dag die een pistool zou krijgen en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] inhoudende dat medeverdachte [medeverdachte 1] in een groepsgesprek op Snapchat de vraag had opgeworpen waarom hij een mes kreeg in plaats van een pistool. Het hiervoor bedoelde Snapchatbericht en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] ondersteunen de verklaring van [medeverdachte 1] op dit punt, inhoudende dat hij het mes niet zelf heeft meegenomen, maar van de chauffeur van de vluchtauto heeft gekregen. De rechtbank acht op grond van het steunbewijs de verklaring van [medeverdachte 1] op dit punt betrouwbaar.
Waren er voldoende compenserende factoren?
Daarbij komt dat de verdediging de mogelijkheid heeft gehad om medeverdachte [medeverdachte 2] , die op dit punt ook belastend voor de verdachte heeft verklaard, uitvoerig te ondervragen. Op de regiezitting heeft de rechtbank onder andere het verzoek tot het horen van medeverdachte [medeverdachte 2] toegewezen en de zaak daarvoor verwezen naar de rechter-commissaris. Deze medeverdachte heeft zich tijdens het getuigenverhoor niet op zijn verschoningsrecht beroepen, maar juist een uitgebreide verklaring afgelegd, waaronder over het mes. Voor zover vanwege het gewicht van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] voor de bewezenverklaring in het licht van de overige resultaten van het strafvorderlijk onderzoek, compenserende maatregelen nodig waren voor het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om medeverdachte [medeverdachte 1] te ondervragen, acht de rechtbank de verdediging in voldoende mate wordt gecompenseerd door de mogelijkheid om medeverdachte [medeverdachte 2] te ondervragen.
Conclusie
Hoewel sprake is van een situatie waarin de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid tot ondervraging van medeverdachte [medeverdachte 1] , heeft zijn verklaring niet te gelden heeft als ‘sole or decisive’ en heeft de verdediging medeverdachte [medeverdachte 2] uitvoerig kunnen ondervragen, hetgeen de onmogelijkheid om medeverdachte [medeverdachte 1] te ondervragen, indien dat al nodig zou zijn, in voldoende mate compenseert. De procedure in haar geheel voldoet daarmee aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces van de verdachte. De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte 1] daarom niet uitsluiten voor het bewijs.
4.3
Bewijsmiddelen
Voor de leesbaarheid van dit vonnis zijn de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II.
4.3.1
Nadere (bewijs)overwegingen
Vaststaat dat op 4 december 2023 in Vinkeveen een diefstal met (bedreiging met) geweld heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan het slachtoffer [slachtoffer] is overleden (hierna: de fatale beroving van [slachtoffer] ). Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij erop uit was om [slachtoffer] van zijn Rolex-horloge te beroven, dat hij [slachtoffer] daartoe met een mes heeft bedreigd en dat hij [slachtoffer] vervolgens met dat mes in de borst heeft gestoken. [slachtoffer] is als gevolg van die messteek overleden. Ook staat vast dat [medeverdachte 1] voorafgaand aan en na afloop van de diefstal als bijrijder in de grijze Renault Clio met kenteken [kenteken] (hierna: de Renault Clio of vluchtauto) is gestapt. Deze Renault Clio staat op naam van de vader van de verdachte.
De verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij de fatale beroving van [slachtoffer] . Hij ontkent ook op 4 december 2023 de bestuurder van de Renault Clio te zijn geweest. Volgens de verdachte maakten ook andere personen gebruik van de Renault Clio. De verdachte heeft niet willen verklaren wie er in de auto reden en ook niet willen verklaren waar hij op 4 december 2023 is geweest.
Verdachte was de bestuurder van de Renault Clio
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op 4 december 2023 de bestuurder van de Renault Clio is geweest en dat hij daarmee medeverdachte [medeverdachte 1] op de [straat 2] heeft opgehaald, naar het appartementencomplex van [slachtoffer] heeft gebracht en weer terug op de [straat 2] heeft afgezet. Dat baseert de rechtbank op de volgende redengevende feiten en omstandigheden.
Uit de gegevens van EasyPark blijkt allereerst dat de verdachte in de maanden voor en de weken na 4 december 2023 de (regelmatige) gebruiker was van de Renault Clio, die is gebruikt als vluchtauto bij de fatale beroving op [slachtoffer] .
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 4 december 2023 rond vijf uur in Diemen door de bestuurder van de vluchtauto is opgehaald. Uit de telefoongegevens van zowel de verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat zij op 4 december 2023 rond hetzelfde tijdstip (rond 17:00 uur) op de [straat 2] , ter hoogte van huisnummers [nummer 1] - [nummer 2] , zijn geweest. De stelling van de raadsvrouw dat de verdachte een uur eerder dan medeverdachte [medeverdachte 1] op de [straat 2] zou zijn geweest, vindt geen steun in het dossier. Uit het dossier blijkt immers dat bij de interpretatie van de verschillende bewijsmiddelen rekening dient te worden gehouden met het feit dat de weergegeven tijdstippen betrekking hebben op verschillende tijdzones, zoals de officier van justitie op de zitting ook terecht opmerkte.
Hoewel de rechtbank het met de raadsvrouw eens is dat op de camerabeelden in het dossier niet te zien is dat de verdachte de Renault Clio bestuurt, of de auto in- of uitstapt, blijkt uit de camerabeelden van het appartementencomplex waar de verdachte destijds verbleef wel dat hij in het tijdsbestek waarin de fatale beroving heeft plaatsgevonden niet thuis was. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte rond 16:15 uur het appartementencomplex verlaat en rond 19:15 uur weer terugkeert. Ook volgt uit deze camerabeelden dat de Renault Clio voorafgaand aan de beroving de parkeergarage wordt uitgereden en na afloop van de beroving de parkeergarage van het appartementencomplex waarin de verdachte verbleef, wordt ingereden en daar wordt geparkeerd.
Ook acht de rechtbank het opvallend dat uit het onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat hij op 5 december 2023, één dag na de fatale beroving, een vriendschapsverzoek heeft gestuurd naar het Snapchataccount van de verdachte, terwijl uit onderzoek aan de telefoons van de verdachten niet blijkt dat zij voor de fatale beroving al contact met elkaar hadden.
Het Snapchatcontact tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte op de dag na de fatale beroving, sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat het verdachte is geweest die medeverdachte [medeverdachte 1] in de vluchtauto van en naar de plek heeft gebracht waar [slachtoffer] woonachtig was.
Daarbij komt dat medeverdachte [medeverdachte 1] zowel in een tapgesprek als in een OVC gesprek van 31 januari 2024 aangeeft dat hij die dag had vernomen dat de driver/de chauffeur was opgepakt, terwijl de verdachte op dat moment inderdaad vast zat.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte niet past in het signalement dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij zijn eerste politieverhoor van de bestuurder van de vluchtauto had gegeven. Hoewel de rechtbank het eens is met de raadsvrouw dat de verdachte niet in dat bij de politie gegeven signalement past, leidt zij uit een gesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en zijn ouders af dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie een onjuist signalement had gegeven. Als de moeder van medeverdachte [medeverdachte 1] vraagt of het gunstig of ongunstig is voor medeverdachte [medeverdachte 1] dat de chauffeur is opgepakt, antwoordt hij dat dit minder gunstig kan zijn, omdat hij een verklaring had afgelegd, en nu blijkt dat het gewoon een donkere gozer is in plaats van een witte. Gezien deze opmerking hecht de rechtbank geen waarde aan het aanvankelijke opgegeven signalement, terwijl de rechtbank wel waarde hecht aan de opmerking van medeverdachte [medeverdachte 1] dat de bestuurder een donkere gozer is. In dit laatste (heel algemene) signalement, past verdachte wel.
Voornoemde feiten en omstandigheden zijn dermate redengevend en belastend, dat van de verdachte een verklaring verwacht mag worden die zijn betrokkenheid bij de fatale horlogeroof kan ontzenuwen. De verdachte heeft die verklaring niet gegeven.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat (verschillende) alternatieve scenario’s niet zijn uit te sluiten, waaronder het scenario dat een ander dan de verdachte de bestuurder van de Renault Clio is geweest op 4 december 2023. De rechtbank merkt hierover op dat door de verdachte zelf geen alternatief scenario naar voren is gebracht. Of de door de verdediging gepresenteerde ‘alternatieve scenario’s’ aannemelijk zijn, hoeft daarom niet door de rechtbank beoordeeld te worden (zie bijvoorbeeld HR 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359).
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bestuurder is geweest van de Renault Clio, die heeft gediend als vluchtauto bij de beroving van [slachtoffer] .
De verdachte heeft het mes aan [medeverdachte 1] gegeven
De raadsvrouw heeft bepleit dat, in het geval dat de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte de bestuurder van de Renault Clio is geweest, niet bewezen kan worden dat de verdachte het mes aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gegeven.
De rechtbank overweegt dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het mes van de bestuurder van de auto heeft gekregen. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring niet op zichzelf staat. De bewezenverklaring van dit onderdeel berust ook op het hierna te bespreken Snapchatbericht, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en de uit het dossier blijkende gang van zaken.
Dat medeverdachte [medeverdachte 1] een wapen heeft gekregen (en dus niet zelf heeft meegenomen) vindt allereerst steun in het Snapchatbericht van 3 december 2023, waarin de oproep werd gedaan voor een ‘werker’ voor een horlogeroof op 4 december 2023. Daarin is te lezen is dat de werker een ‘p’ zou krijgen, de rechtbank begrijpt: een pistool.
Ook de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] biedt steun aan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij het mes niet zelf heeft meegenomen, maar voorafgaand aan de beroving heeft gekregen. Hij verklaart immers dat medeverdachte [medeverdachte 1] in het groepsgesprek dat op Snapchat was aangemaakt met het oog op de beroving van [slachtoffer] , heeft gevraagd waarom hij een mes kreeg in plaats van een pistool.
Uit het dossier blijkt – zoals uit het voorgaande blijkt – dat medeverdachte [medeverdachte 1] voor de fatale beroving naar de [straat 2] in Diemen is gereisd. Daar heeft hij op de verdachte gewacht. De verdachte heeft hem op de [straat 2] met de Renault Clio opgepikt, waarna zij met z’n tweeën naar Vinkeveen zijn gereden, naar het appartementencomplex waar [slachtoffer] woonde. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor het eventuele scenario dat medeverdachte [medeverdachte 1] die dag nog met een ander persoon contact heeft gehad, die hem het mes overhandigd zou (kunnen) hebben.
Dat geen DNA-materiaal van de verdachte op het gebruikte mes is aangetroffen, zoals door de raadsvrouw aangevoerd, is niet doorslaggevend voor de vaststelling dat de verdachte het mes aan [medeverdachte 1] heeft gegeven. Voor de afwezigheid van dit DNA-materiaal kunnen verschillende verklaringen zijn, bijvoorbeeld dat de verdachte handschoenen aan heeft gehad, zoals door [medeverdachte 1] ook is verklaard.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde (medeplegen)
De vraag die rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de fatale beroving van [slachtoffer] .
Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking, waarbij de daders een strafbaar feit gezamenlijk uitvoeren. De kwalificatie medeplegen is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan een strafbaar feit van voldoende gewicht is. Bij medeplichtigheid is de betrokkenheid minder direct, maar is iemand opzettelijk behulpzaam bij het plegen van een misdrijf, of wordt/worden opzettelijk de gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft om een misdrijf te plegen. Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht, het verschaffen van een wapen), kan sprake zijn van medeplegen. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de verdachte een belangrijke rol bij de voorbereiding of juist de afhandeling van het misdrijf heeft gespeeld en/of een aanzienlijk aandeel van de buit opstrijkt.
Uit het dossier blijkt niet op welke wijze en op welk moment de verdachte bij de beroving betrokken is geraakt. Evenmin blijkt uit het dossier dat de verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht bij de beroving van [slachtoffer] , noch dat hij een substantiële bijdrage aan de voorbereiding of de afhandeling van de beroving heeft geleverd. Ook blijkt uit het dossier niet welk deel van de buit de verdachte zou krijgen voor zijn bijdrage aan het strafbare feit.
Wel blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] behulpzaam is geweest bij het plegen van het de beroving van [slachtoffer] door de vluchtauto te besturen, medeverdachte [medeverdachte 1] het mes te verschaffen en de buit door te sluizen. De hiervoor genoemde gedragingen worden op zichzelf genomen doorgaans in verband gebracht met medeplichtigheid. Dat geldt ook voor het verschaffen van het mes, dat achteraf gezien een cruciale rol heeft gespeeld bij de dood van [slachtoffer] .
Als een verdachte zich schuldig maakt aan meerdere gedragingen die alle op zichzelf in verband worden gebracht met medeplichtigheid, kan de cumulatie daarvan op een gegeven moment de kwalificatie medeplegen rechtvaardigen. In dit geval acht de rechtbank de grens waarop de gedragingen van kleur verschieten (en medeplichtigheid medeplegen wordt), nog niet bereikt. De rechtbank ziet in het dossier namelijk een contra-indicatie voor de kwalificatie medeplegen.
Die contra-indicatie is gelegen in de manier waarop de criminele organisatie die achter de fatale beroving van [slachtoffer] zat, te werk ging. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] voor 4 december 2023 contact met elkaar hadden. Sterker nog, uit het dossier blijkt veeleer dat ze elkaar voordien niet kenden. Uit het dossier volgt dat anderen, onder wie medeverdachte [medeverdachte 2] , vanuit de hiervoor bedoelde criminele organisatie, actief op zoek waren naar ‘drivers’ en ‘uitvoerders’ voor horlogeroven en andere strafbare feiten. Het dossier laat naar het oordeel van de rechtbank de mogelijkheid open dat de verdachte als ‘driver’ is geronseld, op een soortgelijke manier waarop medeverdachte [medeverdachte 1] ‘als uitvoerder’ is geronseld en dat de verdachte instructies kreeg vanuit deze organisatie en in opdracht van deze organisatie (uitsluitend) ondersteunende handelingen heeft verricht.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat zij niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat de bijdrage van de verdachte aan de fatale beroving van [slachtoffer] van zodanig gewicht was dat van medeplegen gesproken kan worden. De rechtbank zal de verdachte daarom vrij spreken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde (medeplichtigheid)
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte van het subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de beroving van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt voorop dat voor bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat wordt bewezen dat sprake is van ‘dubbel opzet’: enerzijds dient bewezen te worden dat de medeplichtige opzet had op zijn behulpzaamheid opleverende handeling(en), en anderzijds dat het opzet van de medeplichtige (al dan niet in voorwaardelijke vorm) gericht was op het gepleegde gronddelict. Voor de bewezenverklaring en de kwalificatie van medeplichtigheid is niet noodzakelijk dat het gronddelict wordt begaan op de precieze wijze waarop de medeplichtige het voor ogen had. Voldoende is dat het misdrijf valt binnen een bepaalde bandbreedte ten opzichte van het misdrijf dat de medeplichtige had beoogd. De omstandigheid dat de verdachte niet op de hoogte was van alle details van het latere handelen van de dader, doet niet af aan het bestaan van voorwaardelijk opzet op het misdrijf.
Dat het opzet van verdachte gericht was op de eigen behulpzaamheid opleverende handelingen, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de handelingen - het besturen van de vluchtauto, het verschaffen van een mes en het doorsluizen van de buit- zelf.
De rechtbank acht, anders dan de raadsvrouw, ook wettig en overtuigend bewezen dat het opzet van de verdachte gericht was op het gronddelict. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank overweegt dat aan de verdachte geld was beloofd om een voor hem onbekende persoon van Diemen naar Vinkeveen te rijden en aan die persoon een mes te geven. Die persoon is met het mes uit de auto gestapt en heeft vervolgens met het mes een beroving gepleegd. De verdachte heeft op die persoon gewacht en is, nadat diegene naar de auto was toegerend en weer was ingestapt, (direct) met hoge snelheid en gedoofde lichten weggereden. De verdachte was ook verantwoordelijk voor het doorsluizen van de buit.
Uit de uiterlijke verschijningvorm van voornoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat het niet anders kan dan dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij als op de diefstal met (bedreiging met) geweld. Daarbij betrekt de rechtbank ook de omstandigheid dat de verdachte geen redengevende ontzenuwende verklaring heeft gegeven.
Bewezenverklaring ‘de dood ten gevolge’
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het overlijden van het slachtoffer aan de verdachte kan worden toegerekend. Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde strafverzwarende gevolg, te weten het overlijden van het slachtoffer, is niet vereist dat sprake is van opzet van de verdachte op dat gevolg. Bij het strafverzwarende gevolg als bedoeld in artikel 312, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht gaat het immers om een geobjectiveerd bestanddeel, dat aan de opzeteis is onttrokken. Wel is vereist dat het gevolg redelijkerwijs aan de verdachte kan worden toegerekend. Voor die toerekening dient in dit geval naast een causaal verband sprake te zijn van enige mate van voorzienbaarheid.
Het overlijden van [slachtoffer] is het directe gevolg van de messteek die medeverdachte [medeverdachte 1] heeft toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat het toepassen van het geweld door medeverdachte [medeverdachte 1] voor de verdachte voorzienbaar moet zijn geweest, nu hij het mes zelf aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verschaft met als doel om het slachtoffer te beroven.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat hij terug naar de vluchtauto is gerend, de vluchtauto is ingestapt en vervolgens heeft gedeeld dat hij het slachtoffer had geraakt. De rechtbank concludeert aldus dat de verdachte wist dat het mes was gebruikt en dat het slachtoffer gewond was achtergelaten. Ook de verdachte heeft derhalve het slachtoffer aan zijn lot overgelaten.
Dit alles maakt dat de dood van het slachtoffer aan de verdachte kan worden toegerekend.
Partiële vrijspraken
De diefstal van het horloge
De nabestaanden hebben verklaard dat het Rolex-horloge van [slachtoffer] ook bij de diefstal is weggenomen. De advocaat van de nabestaanden heeft hierbij gewezen op een chatbericht waarin [medeverdachte 1] zegt dat het slachtoffer ‘roley en cash’ had. De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 1] in andere chatberichten echter ook heeft aangegeven dat [slachtoffer] geen horloge droeg, en dat hij dit ook (vrijwel direct) bij de politie heeft verklaard. Daarbij komt dat de politie onderzoek heeft gedaan naar de horloges die [slachtoffer] in zijn bezit zou hebben gehad. Op basis van dit onderzoek is niet vast komen te staan dat één van de horloges van het slachtoffer ontbreekt. De rechtbank kan daarom niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat er ook een horloge van [slachtoffer] bij de diefstal is weggenomen. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Overige geweldshandelingen
De nabestaanden hebben verklaard dat zij het sterke vermoeden hebben dat [medeverdachte 1] bij de diefstal [slachtoffer] in zijn gezicht heeft geslagen. [medeverdachte 1] heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen. De advocaat van de nabestaanden heeft hierbij gewezen op de resultaten van het forensisch pathologisch onderzoek. Zo heeft de forensisch patholoog twee onderhuidse bloeduitstortingen in het gelaat van [slachtoffer] waargenomen, welke door een stompbotsende krachtsinwerking, zoals geslagen worden, verklaard zouden kunnen worden. De rechtbank overweegt dat uit het forensisch pathologisch onderzoek volgt dat de bloeduitstorting links aan het gelaat meerdere uren voor het overlijden is ontstaan. De bloeduitstorting rechts aan het gelaat is wel rondom het overlijden ontstaan, maar deze zou volgens de forensisch patholoog ook verklaard kunnen worden door vallen. De rechtbank kan daarom niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat deze bloeduitstortingen door geweldshandelingen van [medeverdachte 1] zijn ontstaan. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Afwijzing voorwaardelijk verzoek tot het horen van verbalisant [verbalisant 1]
De raadsvrouw heeft verzocht om verbalisant [verbalisant 1] te horen als getuige(deskundige). De rechtbank zal dit verzoek afwijzen, omdat zij de bevindingen van de verbalisant niet voor het bewijs gebruikt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
subsidiair
[medeverdachte 1] op 4 december 2023 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een sporttas met inhoud, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer] te bedreigen met een mes en vervolgens eenmaal (met kracht) met een mes in de borst(streek) van die [slachtoffer] te steken, terwijl genoemd geweld de dood ten gevolge heeft gehad,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 4 december 2023 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk middelen heeft verschaft, door
- op verzoek van één of meer derden op een vooraf afgesproken locatie die [medeverdachte 1] op te wachten en
- die [medeverdachte 1] met een auto naar Vinkeveen te rijden en
- een mes aan die [medeverdachte 1] te geven en
- de auto in de nabijheid van de plaats van de te plegen overval te parkeren en
- de auto gereed te houden voor (snel) vertrek en
- na het incident die [medeverdachte 1] op te pikken met de auto en met hem te vluchten vanaf de plaats delict en
- die [medeverdachte 1] vanuit Vinkeveen terug te rijden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.

7.STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte voor het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om te volstaan met een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. Hierbij heeft zij gewezen op soortgelijke zaken, waarbij gevangenisstraffen van drieënhalf tot acht jaar werden opgelegd. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij de straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd
De verdachte heeft zich op 4 december 2023 schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij een diefstal met (bedreiging met) geweld, waarbij [slachtoffer] is komen te overlijden. De verdachte heeft de dader, medeverdachte [medeverdachte 1] , met de auto vanuit Diemen naar de woning van [slachtoffer] gebracht. Toen [slachtoffer] naar de sportschool wilde gaan, werd hij onverhoeds in de parkeergarage van het appartementencomplex waar hij sinds enkele dagen woonde, door medeverdachte [medeverdachte 1] met een mes bedreigd. Toen [slachtoffer] een beweging naar achteren maakte, heeft medeverdachte [medeverdachte 1] hem met kracht in zijn borst gestoken. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft zich uit de voeten gemaakt, en heeft [slachtoffer] zwaar gewond in de parkeergarage van zijn appartementencomplex achtergelaten. Toen buren [slachtoffer] een half uur later vonden en hulpdiensten werden opgeroepen, mocht reanimatie niet meer baten. [slachtoffer] is als gevolg van de messteek overleden. Hoewel de rechtbank aanneemt dat het niet de bedoeling van de verdachte is geweest dat [slachtoffer] bij de beroving zou komen te overlijden, heeft hij met zijn handelen hieraan wel een bijdrage geleverd, in het bijzonder door medeverdachte [medeverdachte 1] het mes te verschaffen waarmee hij [slachtoffer] heeft doodgestoken. Als gevolg van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte(n) is [slachtoffer] het meest fundamentele recht ontnomen, namelijk het recht op leven. [slachtoffer] was een 29-jarige jongeman die in de bloei van zijn leven stond.
Mede door het handelen van de verdachte is een onomkeerbaar verlies teweeggebracht en een onbeschrijflijk groot leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer] , onder wie zijn moeder en zijn zus. Hun leven is als gevolg van deze gebeurtenis voorgoed veranderd. De moeder en de zus van [slachtoffer] hebben op de terechtzitting op indringende wijze het leed dat hen is aangedaan onder woorden gebracht. Uit de slachtofferverklaringen blijkt boosheid, intens verdriet en pijn om het gemis van hun geliefde broer en zoon, die van het een op het andere moment uit hun levens is weggerukt. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf recht zal doen aan dit gemis.
Het behoeft verder geen toelichting dat een feit als deze ook veel maatschappelijke onrust veroorzaakt en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder de nabestaanden en buurtbewoners in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan, temeer nu hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor of inzicht heeft gegeven in zijn handelen.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 5 februari 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een vermogensfeit is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
8.3.3
De straf
Gelet op de aard en de ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank met geen andere straf worden volstaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Omdat de rechtbank de verdachte voor het primair ten laste gelegde vrijspreekt, komt zij tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de munitie, de messen, de verdovende middelen worden onttrokken aan het verkeer. Verder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de Renault Clio verbeurd moet worden verklaard. De telefoons en de schoenen mogen aan de verdachte teruggegeven worden.
9.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht om de Renault Clio te bewaren voor (eventueel) aanvullend onderzoek. Over de overige inbeslaggenomen goederen heeft zij geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
Ten aanzien van de inbeslaggenomen Renault Clio overweegt de rechtbank als volgt. De auto is in beslag genomen vanwege de betrokkenheid van die auto bij het strafbare feit. De auto staat op naam van de vader van de verdachte.
Voor een verbeurdverklaring komen op grond van artikel 33a Wetboek van Strafrecht in ieder geval in aanmerking die voorwerpen die aan verdachte toebehoren en met behulp waarvan het strafbare feit is begaan. Nu de auto niet op de naam van de verdachte staat, dient de rechtbank in onderhavige zaak eerst te beoordelen of de auto aan de verdachte toebehoorde of dat de verdachte redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het zogenoemde toebehorensvereiste is ruimer dan het eigendomsbegrip. Een voorwerp dat formeel gezien geen eigendom is van de verdachte, maar wel aan hem toebehoort, kan in aanmerking komen voor verbeurdverklaring. Het gaat daarbij om de beantwoording van de vraag of de verdachte in die periode de feitelijke bezitter en/of gebruiker van de auto is geweest. Het doet daarbij niet ter zake of een inbeslaggenomen auto uitsluitend door de verdachte werd gebruikt.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte zeer regelmatig gebruik maakte van de Renault Clio. Zo blijkt uit de parkeergegevens van EasyPark dat hij in de maanden oktober, november en december veertig parkeertransacties met de auto heeft uitgevoerd. Ook uit camerabeelden van verschillende tankstations blijkt dat de verdachte in een week tijd (tenminste) viermaal de bestuurder van de auto is geweest. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte de feitelijke gebruiker van de auto is geweest en daarmee redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Nu met de auto het bewezenverklaarde feit is begaan, zal de rechtbank de Renault Clio verbeurd verklaren.
De raadsvrouw heeft verzocht om de auto niet verbeurd te verklaren, zodat in de toekomst (eventueel) nog onderzoek naar de auto kan worden verricht. De rechtbank overweegt dat de raadsvrouw niet heeft onderbouwd welk onderzoek zij (mogelijk) wil laten plaatsvinden. Ook is het voor de rechtbank niet mogelijk om te beslissen dat een inbeslaggenomen voorwerp voor onderzoek moet worden bewaard.
Onttrekken aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de munitie, de messen en de verdovende middelen, onttrekken aan het verkeer, nu deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of met het algemeen belang. Met behulp van één van de messen is het feit begaan. De overige goederen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit aangetroffen.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen telefoons en schoenen aan de verdachte, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.DE VORDERINGEN VAN DE BENADEELDE PARTIJEN

10.1
Mevrouw [benadeelde 1] (de moeder van [slachtoffer] )
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 78.782,00. Dit bedrag bestaat uit € 41.282,00 aan materiële schade en € 37.500,00 aan immateriële schade.
10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde affectieschade moet worden toegewezen. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de toewijsbaarheid van de materiële schade en overige immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft verzocht om de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt voorop dat nabestaanden zich op grond van artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), in samenhang met artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) als benadeelde partij kunnen voegen in het strafproces, indien het slachtoffer als gevolg van het strafbare feit is overleden. Uit artikel 6:108, tweede lid, BW blijkt dat kosten van lijkbezorging, voor zover in overeenstemming met de omstandigheden van de overledene, voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Uitvaartkosten en graf graniet
De uitvaartkosten (€ 8.590,04) en de kosten voor het grafgraniet (€ 11.044, 70 ) betreffen kosten van lijkbezorging en komen daarmee voor vergoeding in aanmerking. De schade is voldoende onderbouwd. Bij de gemaakte kosten van een graf-/herdenkingssteen moet worden gekeken naar de vraag in hoeverre deze aansluiten bij de levensstandaard van de overledene. De rechtbank is van oordeel dat de kosten die de nabestaanden hebben gemaakt voor de graf-/herdenkingssteen, aansluiten bij de levensstandaard van de overledene. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen.
Notariskosten
De rechtbank zal de notariskosten ter afwikkeling van de nalatenschap (€ 1.536,97) afwijzen, nu deze kosten niet in rechtstreeks verband staan met de uitvaart en daarom niet onder de kosten van lijkbezorging vallen.
Kosten herdenkingen, bloemen op het graf en reiskosten naar het graf
Hoewel de herdenkingen (€ 3.839,35), het dagelijks bezoeken van het graf (€ 9.926,74) en neerleggen van bloemen bij het graf (€ 215,20) ter gedachtenis van [slachtoffer] begrijpelijk en invoelbaar zijn, vallen deze kosten naar het oordeel van de rechtbank niet onder de kosten voor lijkbezorging. De vordering van de benadeelde partij zal op deze punten worden afgewezen.
Medische kosten
De rechtbank is van oordeel dat de kosten eigen risico ambulancevervoer voldoende is onderbouwd. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en daarom zal de rechtbank die post (€ 356,52) toewijzen. De overige gevorderde medische kosten worden niet toegewezen, nu onvoldoende is onderbouwd dat die kosten verband houden met de bewezenverklaarde feiten (€ 136,30).
Reiskosten naar de zitting
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad brengt een redelijke uitleg van artikel 532 Sv, dat in vergoeding van de proceskosten van de benadeelde partij voorziet, mee dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Op grond van artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) komen reis- en verblijfkosten slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover in persoon – dat wil zeggen: zonder gemachtigde (advocaat) – wordt geprocedeerd. Procedeert de benadeelde partij met een gemachtigde, dan komen slechts de kosten voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking, en dus niet ook de in artikel 238 lid 1 Rv bedoelde kosten van de benadeelde partij. Dat geldt blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad ook in de gevallen dat de benadeelde partij naar de zitting komt om gebruik te maken van het spreekrecht. [4] De rechtbank zal de schadepost ‘reiskosten naar de zitting’ (€ 88,90) dan ook afwijzen.
Toekomstige medische- en/of reiskosten
De rechtbank zal de benadeelde partij, conform de toelichting op de vordering, niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering (€ 500,00), nu het op dit moment nog onduidelijk is of deze schade, voor zover al toewijsbaar, zich in de toekomst zal verwezenlijken.
Vervanging van sloten
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de vordering van de benadeelde partij vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, te weten de diefstal, waarbij ook de huissleutels van [slachtoffer] zijn weggenomen. De rechtbank acht een deel van de gevorderde schade, te weten een bedrag van € 143,00, voldoende onderbouwd en acht dit bedrag daarom toewijsbaar. De benadeelde partij wordt voor het overige deel van deze schadepost (€ 407,00) niet-ontvankelijk verklaard. Dat deel van de vordering kan door de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Conclusie
De rechtbank zal ‘de uitvaartkosten’ (€ 8.590,04) en ‘de kosten voor het grafgraniet’ (€ 11.044, 70 ), ‘de kosten voor de vervanging van de sleutels’ (gedeeltelijk, te weten tot een bedrag van € 143,00) en ‘de medische kosten’ (gedeeltelijk, te weten tot een bedrag van € 356,52) toewijzen. De ‘notariskosten’ (€ 1.536,97), ‘herdenkingskosten’ (€ 3.839,35), ‘reiskosten naar het graf en de zitting’ (€ 10.015,64) en ‘de kosten voor de bloemen voor het graf ‘ (€ 215,20) worden afgewezen. De benadeelde partij wordt in de ‘toekomstige medische- en/of reiskosten’ (€ 500,00), de (overige) ‘medische kosten’ (€ 136,30) en de (overige) ‘kosten voor de vervanging van de sleutels’ (€ 407,00) niet-ontvankelijk verklaard.
Immateriële schade
Affectieschade
Het vorderen van affectieschade in het strafproces is sinds 1 januari 2019 mogelijk voor de in artikel 6:108, vierde lid, BW genoemde naasten van een door een misdrijf overleden slachtoffer. De vergoeding ziet op het leed en verdriet dat nabestaanden is aangedaan. De wetgever heeft in het Besluit vergoeding affectieschade (hierna: het Besluit) per categorie nabestaanden vaste bedragen opgenomen.
De moeder van een door misdrijf overledene komt op grond van artikel 6:108, vierde lid, sub c BW in aanmerking voor vergoeding van affectieschade. De hoogte van de door de moeder van [slachtoffer] gevorderde schadevergoeding (€ 17.500,00) is in overeenstemming met het Besluit en zal door de rechtbank worden toegewezen.
Schokschade
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad kan vergoeding van schokschade worden toegekend als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door het waarnemen van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan. [5] Er moet uit de waarneming of confrontatie geestelijk letsel zijn voortgevloeid dat in rechte kan worden vastgesteld. Dit zal in het algemeen slechts het geval zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat de emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op de aard, duur en/of gevolgen ernstig, en in voldoende mate objectiveerbaar is.
Door de benadeelde partij is onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van geestelijk letsel dat voldoet aan de eisen die de jurisprudentie stelt om voor vergoeding van schokschade in aanmerking te komen. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Andere immateriële schade
Het stelsel van de wet laat geen vergoeding van immateriële schade toe buiten de hierboven besproken aansprakelijkheid voor affectieschade en schokschade. Nu de juridische grondslag voor toewijzing van de andere gevorderde immateriële schade ontbreekt, zal de benadeelde partij ten aanzien van deze schade (anders dan de affectieschade) niet-ontvankelijk worden verklaard.
Conclusie
De rechtbank zal de gevorderde immateriële affectieschade toewijzen (€ 17.500,00). Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot immateriële schadevergoeding. Dat deel van de vordering kan door de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 37.634,26toewijzen, bestaande uit € 20.134,26 aan materiële schade en € 17.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor het toegewezen bedrag. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader, onder wie in elk geval [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , een deel van het bedrag betaalt, is de verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa). De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 37.634,26, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door de verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 223 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij. De rechtbank bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft/hebben vergoed.
10.2
Mevrouw [benadeelde 2] . (de zus van [slachtoffer] )
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 44.496,00. Dit bedrag bestaat uit € 6.996,00 aan materiële schade en € 37.500,00 aan immateriële schade.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde affectieschade toegewezen dient te worden. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de toewijsbaarheid van de materiële schade en de overige immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft verzocht om de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen, met de vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de benadeelde partij niet in aanmerking voor toekenning van de gevorderde affectieschade, omdat onvoldoende is onderbouwd dat sprake was van een uitzonderingssituatie op grond waarvan zij als zus voor affectieschade in aanmerking komt. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Medische kosten en mediumkosten
De rechtbank zal de medische kosten (€ 27,17) toewijzen. Zoals de rechtbank hierna zal overwegen is er sprake van schokschade. De gevorderde medische kosten betreffen de materiële schokschade en kunnen daarom worden toegewezen.
Uit de toelichting bij de vordering blijkt dat de mediumkosten (€ 100,00) zijn gemaakt in verband met het verwerkingsproces van de dood van haar broer. Dergelijke door nabestaanden gemaakte kosten komen in zijn algemeenheid niet voor toewijzing in aanmerking. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Reiskosten naar de zitting
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad brengt een redelijke uitleg van artikel 532 Sv, dat in vergoeding van de proceskosten van de benadeelde partij voorziet, mee dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Op grond van artikel 238 Rv komen reis- en verblijfkosten slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover in persoon – dat wil zeggen: zonder gemachtigde (advocaat) – wordt geprocedeerd. Procedeert de benadeelde partij met een gemachtigde, dan komen slechts de kosten voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking, en dus niet ook de in artikel 238 lid 1 Rv bedoelde kosten van de benadeelde partij. Dat geldt blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad ook in de gevallen dat de benadeelde partij naar de zitting komt om gebruik te maken van het spreekrecht. [6] De rechtbank zal de schadepost ‘reiskosten naar de zitting’ (€ 73,85) dan ook afwijzen.
Toekomstige medische- en/of reiskosten
De rechtbank zal de benadeelde partij, conform de toelichting op de vordering, niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering (€ 500,00), nu het op dit moment nog onduidelijk is of deze schade, voor zover die al toewijsbaar is, zich in de toekomst zal verwezenlijken.
Vervanging van de slotcilinders
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de vordering van de benadeelde partij vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, te weten de diefstal, waarbij ook de autosleutels van [slachtoffer] zijn weggenomen. De rechtbank acht de gevorderde schade voldoende onderbouwd en zal deze daarom toewijzen.
Conclusie
De rechtbank zal de gevorderde materiële schadeposten ‘medische kosten’ (€ 27,17) en ‘slotcilinders vervangen Porsche’ (€ 1.786,57) toewijzen. De schadeposten ‘mediumkosten’ (€ 100,00) en reiskosten naar de zitting (€ 73,85) worden afgewezen. De benadeelde partij wordt in de schadepost ‘toekomstige medische en/of reiskosten’ (€ 500,00) niet-ontvankelijk verklaard.
Immateriële schade
Schokschade
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad kan vergoeding van schokschade worden toegekend als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door het waarnemen van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan. [7] Er moet uit de waarneming of confrontatie geestelijk letsel zijn voortgevloeid dat in rechte kan worden vastgesteld. Dit zal in het algemeen slechts het geval zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat de emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op de aard, duur en/of gevolgen ernstig, en in voldoende mate objectiveerbaar is. Dit brengt mee dat de rechter tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, als hij op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, ook als in die rapportage geen concrete diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld.
De rechtbank stelt vast dat bij de benadeelde partij sprake is geweest van een hevige emotionele schok door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Zo is zij geconfronteerd met het stoffelijk overschot van haar broer en heeft zij de letselfoto’s van haar broer in het dossier gezien. Uit een brief van de GZ-psycholoog van 7 november 2024 volgt dat de benadeelde partij zich na het overlijden van haar broer met trauma gerelateerde klachten heeft aangemeld, passend bij een posttraumatische stressstoornis. De benadeelde partij heeft hiervoor EMDR-therapie gevolgd, welke gericht was op het verwerken van de gebeurtenis. Vanwege de lopende strafzaak is gekozen om met de behandeling te stoppen. Op dat moment waren de klachten (nog) niet afgenomen. Naar het oordeel van het de rechtbank is hiermee, in combinatie met het hiervoor overwogene, sprake van objectiveerbaar geestelijk letsel.
Bij het naar billijkheid schatten van de immateriële schadevergoeding dient een onderscheid te worden gemaakt tussen het verdriet van de benadeelde partij dat een gevolg is van het overlijden van haar broer (affectieschade) en haar leed dat veroorzaakt wordt door het geestelijk letsel als gevolg van de confrontatie met zijn dood. De rechtbank acht aannemelijk dat een aanmerkelijk deel van het door de benadeelde partij ondervonden en beschreven geestelijke letsel voortkomt uit het verlies van haar broer en de impact die dat op haar heeft gemaakt, en dat dit letsel dus niet (alleen) een gevolg is van een hevige emotionele schok.
Alles afwegende zal de rechtbank de vordering tot immateriële schokschade daarom gedeeltelijk toewijzen, te weten tot een bedrag van € 10.000,00. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Affectieschade
De rechtbank stelt voorop dat het vorderen van vergoeding voor affectieschade vanaf 1 januari 2019 mogelijk is voor de in artikel 51f, tweede lid, Sv en artikel 6:108 BW genoemde naasten van het door een misdrijf overleden slachtoffer. De aanspraak op affectieschade is een naar omvang beperkte vergoeding, die vooral beoogt het leed van de meest naaste nabestaanden te erkennen. Uitgangspunt is dat de kring van gerechtigden is beperkt tot personen die geacht mogen worden een zeer nauwe affectieve band met de overledene te hebben gehad. Broers en zussen zijn niet opgenomen in de opsomming van personen die aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. De wetgever heeft er uitdrukkelijk voor gekozen hen niet standaard een dergelijk recht toe te kennen. In artikel 6:108, vierde lid onder g, BW is niettemin een hardheidsclausule opgenomen die onder uitzonderlijke omstandigheden een recht op vergoeding van affectieschade toekent aan een persoon die niet tot de ‘vaste kring’ van gerechtigden behoort. Daarvoor is vereist dat deze persoon in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij of zij als naaste wordt aangemerkt.
In de memorie van toelichting is vermeld dat sprake kan zijn van “een nauwe persoonlijke relatie” tussen bijvoorbeeld broers en zussen als zij langdurig samenwonen en voor elkaar zorgen. De rechtbank leidt hier uit af dat de wetgever heeft bedoeld dat slechts in uitzonderlijke gevallen broers of zussen aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade.
Alhoewel niet ter discussie staat dat de benadeelde partij en de overledene een heel hechte band hadden, dat overledene de benadeelde partij in bepaalde taken bijstond omdat de benadeelde partij een vermindering van de functionaliteit van een van haar handen heeft en het gemis van haar broer voor de benadeelde partij immens groot is, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat tussen benadeelde en overledene sprake was van een dergelijk uitzonderlijk geval als door de wetgever bedoeld.
Zonder af te kunnen en te willen doen aan het leed, het gemis en het verdriet van de benadeelde partij, rechtvaardigen de door de benadeelde partij aangevoerde omstandigheden juridisch gezien niet een beroep op de hardheidsclausule. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Conclusie
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schokschade gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 10.000,00. Voor het overige (de overige gevorderde schokschade en affectieschade) wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 11.813,74 toewijzen, bestaande uit € 1.813,74 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor het toegewezen bedrag. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader, onder wie in elk geval [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , een deel van het bedrag betaalt, is de verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa). De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.813,74, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door de verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 93 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij. De rechtbank bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft/hebben vergoed.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor
de duur van acht (8) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart 1 STK Personenauto (3138473) verbeurd;
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 3 STK Munitie (goednummer: 3263343);
  • 1 STK Mes (goednummer: 3263340);
  • 1 STK Mes (goednummer: 3263329);
  • 1 STK Mes (goednummer: 3263327);
  • 1 STK Verdovende Middelen (goednummer: 3263881);
  • 1 STK Verdovende Middelen (goednummer: 3263874);
  • 1 STK Verdovende Middelen (goednummer: 3263857);
  • 1 STK Verdovende Middelen (goednummer: 3270751);
  • 1 STK Mes (goednummer: 3262056);
- gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 2 STK Schoenen (goednummer: 3283155);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 800826);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 800883);
Benadeelde partij Scheek
- wijst de vordering van [benadeelde 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 37.634,26, bestaande uit € 20.134,26 aan materiële schade en € 17.500,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, te weten € 37.277,74, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het overige (de materiële schadepost ‘overige medische kosten (€ 136,30), de materiële schadepost ‘toekomstige medische- en/of reiskosten’ (€ 500,00), het overige deel van de materiële schadepost ‘kosten voor de vervanging van de sleutels’ (€ 407,00) en de overige immateriële schade (€ 20.000,00)) niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst het meer gevorderde (materiële schadeposten: ‘notariskosten’ (€ 1.536,97), ‘herdenkingskosten’ (€ 3.839,35), ‘reiskosten naar het graf en de zitting’ (€ 10.015,64), en ‘bloemen voor het graf’(€ 215,20)) af;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 37.634,26 te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 223 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft/hebben vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- wijst de vordering van [benadeelde 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 11.813,74, bestaande uit € 1.813,74 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, te weten € 11.786,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het overige (de materiële schadepost ‘toekomstige medische- en/of reiskosten’ (€ 500,00) en het overige deel van de immateriële schade (€ 27.500,00)) niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst het meer gevorderde (de materiële posten: ‘mediumkosten’ (€ 100,00) en ‘reiskosten naar de zitting’ (€ 73,85)) af;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 11.813,74 te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 december 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 93 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft/hebben vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2025.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 4 december 2023 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge en/of een (sport)tas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] te bedreigen met een mes en/of met die [slachtoffer] te worstelen en/of die [slachtoffer] (omver) te duwen en/of te trekken en/of (vervolgens) eenmaal (met kracht) met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp, in de borst(streek) en/of hart(streek), althans he bovenlichaam, van die [slachtoffer] te steken, terwijl genoemd geweld de dood ten gevolge heeft gehad;
subsidiair[medeverdachte 1] op of omstreeks 4 december 2023 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge en/of een (sport)tas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan die [slachtoffer] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door die [slachtoffer] te bedreigen met een mes en/of met die [slachtoffer] te worstelen en/of die [slachtoffer] (omver) te duwen en/of te trekken en/of (vervolgens) eenmaal (met kracht) met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp, in de borst(streek) en/of hart(streek), althans het bovenlichaam, van die [slachtoffer] te steken, terwijl genoemd geweld de dood ten gevolge heeft gehad; tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 december 2023 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- op verzoek van één of meer derden in Amsterdam op een vooraf afgesproken locatie die [medeverdachte 1] heeft opgewacht, en/of conform dat verzoek en met de voorafgaande wetenschap van de door die [medeverdachte 1] te plegen diefstal met geweld met die [medeverdachte 1] heeft afgesproken in Amsterdam en/of
- die [medeverdachte 1] met een auto (vanuit Amsterdam ) naar Vinkeveen te rijden en/of
- een mes aan die [medeverdachte 1] te geven en/of
- de auto in de nabijheid van de plaats van de te plegen overval te parkeren en/of
- naar de (toegangs)deur van de parkeergarage van het appartementencomplex van die [slachtoffer] te lopen en/of
- die garage te betreden en/of bij de deur van die garage dan wel de weg voor/nabij die garage op de uitkijk te (blijven) staan en/of
- de auto gereed te houden voor (snel) vertrek en/of
- na het incident die [medeverdachte 1] op te pikken met de auto en met hem te vluchten vanaf de plaats delict en/of
- die [medeverdachte 1] vanuit Vinkeveen terug te rijden naar Amsterdam .
Bijlage II: bewijsmiddelen [8]
De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 25 juni 2025, zakelijk weergegeven:
De Renault Clio met [kenteken] staat op naam van mijn vader. Mijn username op Snapchat is [username] .
Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens ex art. 126nd Wetboek van Strafvordering EasyPark B.V. kenteken [kenteken] , zakelijk weergegeven:
Uit de parkeerregistraties blijkt dat in de bevraagde periode van 4 oktober 2023 tot en met 11 december 2023 zeer frequent parkeeracties zijn uitgevoerd met kenteken [kenteken] via het account met nummer [nummer 3] op naam van [verdachte] . [9]
Een proces-verbaal van aangifte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij het verlaten van zijn woning om naar de sportschool te gaan op maandag 4 december 2023 had [slachtoffer] een sporttas bij zich van het merk 'Four'. Deze
Sporttas werd niet op de plaats delict aangetroffen. Daarom werd door de nabestaanden van het slachtoffer aangifte gedaan van de diefstal van een sporttas van het merk ‘Four’. [10]
Een geschrift, te weten het forensisch pathologisch onderzoek, opgesteld door drs. P.M.I. van Driessche, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van dhr. [slachtoffer] wordt het overlijden zonder meer verklaard door één steekletsel links voor aan de borstkas. [11]
Een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
A: Ik beken dat ik [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )van het leven heb genomen. [12] Het was de bedoeling om een horloge af te pakken van [slachtoffer] . Ik ben de garage binnengegaan en heb mij verstopt achter zijn auto. Toen liep ik op hem af en pakte ik hem met mijn linkerhand op zijn schouder. Toen had ik het mes al in mijn hand. Toen zei ik dat hij zijn horloge moest afdoen. Ik heb ook gedreigd met het mes. Hij stapte naar achteren en toen heb ik een steekbeweging gemaakt. Toen ik wegging, heb ik onderweg die tas mee gegraaid en ben ik weggerend.
V: Waar ren je dan naartoe?
A: Naar de auto. [13]
V: Aan welke kant ben je in de auto ingestapt?
A: Aan de passagierskant.
V: Wie zaten er op dat moment allemaal bij jou in de auto?
A: Eén iemand.
V: Dan stap je in de auto. Wat gebeurt er dan?
A: Gewoon weggereden.
V: Waar hebben jullie elkaar ontmoet?
A: Hij heeft mij opgehaald. [14]
A: Verzameld om vijf. Gewoon ik met diegene die mij reed.
V: Kan je iets over dat verzamelen vertellen?
A: Ik werd gewoon opgehaald. [15]
V: Jij had aangegeven dat je in Amsterdam -West zou zijn?
A: Ja.
V: Uit onderzoek naar de opgeslagen gegevens uit je iPhone blijkt dat jouw telefoon op 4 december 2023 tussen ongeveer 10 voor half 4 in de middag en 10 voor half 6 in de middag meerdere locaties heeft geregistreerd in de buurt van de [straat 2] in Diemen.
A: Dat is Amsterdam -West toch, Diemen?
A: Oh, ik heb net verklaard dat het Amsterdam -West was maar dat is dus Diemen. [16]
V: Hoe wist je dat je in die auto moest stappen?
A: Dat we er toch voor geappt. Ik ben daar, ik zie hem staan, ik loop naar hem toe, ik zeg ben jij het? Ja, instappen, klaar. [17]
V: Wat heb jij in de auto verteld over wat er was gebeurd in de parkeergarage?
A: Dat ik geen klok had en dat ik hem geraakt had.
V: Hoe reageerde de bestuurder erop toen je dat vertelde?
A: Hij was ook niet blij.
V: Waar merkte je aan dat hij niet blij was?
A: Hij had ook verwacht .. waar hij ook betaald kreeg voor het rijden. Als er geen klok is, krijgt hij ook geen geld. [18]
A: Ik ben afgezet. En toen is hij gewoon weggegaan, degene die mij reed. [19]
V: En die bestuurder, is dat dezelfde bestuurder waarmee je terug werd gereden na het steekincident?
A: Ja. [20]
V: Wanneer heb jij dan besloten om een mes te gebruiken voor die dreiging?
A: Dat mes was daar. Dat heb ik zelf niet meegenomen.
V: Hoe bedoel je dat was daar?
A: Gewoon met degene die mij kwam ophalen. Het mes was daar al. Dat heb ik niet zelf meegenomen ofzo.
V: Bedoel je dan in de auto?
A: Ja.
V: Is dat aan jou gegeven?
A: Ja.
V: Dus de bestuurder houdt het echt vast? Die geeft het aan jou?
A: Ja. [21]
Een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
A: Ik heb de sleutel gegeven aan degene die de auto heeft bestuurd.
V: Hoe kom jij aan deze sleutels?
A: Volgens mij lagen die op de grond.
V: Over welke sleutels hebben we het dan?
A: De huis- en autosleutel. [22]
Een proces-verbaal bevindingen uitlezen GSM iPhone 13 van verdachte [medeverdachte 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afbeelding 12: betreft een screenshot (created 3-12-2023 15:29) van een Snapchataccount van ‘ [snapchataccount] ’ met de tekst:
“Yo tamara djoen 1 serieuze werker nodig!
Klok race
Tamara 3 uur moet ie spits zijn
Rond 4 moet hij naar adje komen en vertrekken ze daar
Rijden 2 mans motr richting bestemming werker krijgt p klemt die klok van die man en springt weer achterop en geven loesoe”
Betekenis woorden (Bron Straatwoordenboek.nl):
tamara = morgen
djoen = werk/klus
klok = horloge
klok race = beroving/stelen van horloge
spits = alert/klaar
Adje = Amsterdam
klemt = neemt/pakt
loesoe = los/weggaan/vertrekken. [23]
Een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Dat was een klus, daar is als het goed is ook een screenshot van. In die klus werd gezegd dat er één iemand nodig was voor een klokrace. Dat houdt in dat er een klok gejat zou worden van iemand. Dan zouden ze een P krijgen, dus een pistool. Die verdachte [medeverdachte 1] had mij toevallig gevraagd of er werk was. Toen ging hij akkoord. Toen had die verdachte [medeverdachte 1] een bericht gestuurd in de groep. Die vroeg van, waarom krijg ik een mes, ik zou een pistool krijgen. Dat heeft hij in de groep gevraagd. Ik weet nog dat die jongen toen zei, dat hij een mes heeft gekregen omdat de straf dan minder zou zijn dan wanneer hij met een pistool gepakt zou worden. [24]
Een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] had op Snapchat in de groep gevraagd waarom hij een mes kreeg. [25]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: Ik liep over het trottoir voor de appartementen langs gelegen op de hoek [straat 1] / [straat 3] . Ik zag iemand rennen ter hoogte van de [school] . Ik zag dat hij rende naar een zilvergrijze auto.
V: Wat deed de persoon toen?
A: Ik zag dat de rennende persoon in de zilvergrijze auto stapte. Hij stapte in als bijrijder.
V: En wat gebeurde er toen?
A: De auto reed weg, harder dan normaal en met gedoofde lichten. [26]
Het proces-verbaal, inhoudende het forensisch onderzoek aan de Renault Clio, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
VoertuigMerk/type: Renault Clio
Kenteken: [kenteken] . [27]
Biologische sporen
SIN: AARK4489NL
Plaats veiligstellen: deurhendel bijrijderszijde. [28]
SIN: AARK4482NL
Plaats veiligstellen: gordel bijrijderszijde. [29]
Een geschrift, te weten een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaten
Omschrijving
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AARK4482NL#01 bemonstering gordelbijrijderszijde
minimaal vier personen:
- verdachte [medeverdachte 1]
- meer dan 1 miljard
AARK4489#NL01 bemonstering deurhendel bijrijderszijde
minimaal drie personen;
- slachtoffer [slachtoffer]
- meer dan 1 miljard [30]
Een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de beschrijving van de camerabeelden van de portiek en de parkeergarage van de [straat 4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens het opsporingsonderzoek zijn camerabeelden veiliggesteld van de portiek van het appartementencomplex [straat 4] in Amsterdam en van de onderliggende parkeergarage. [31]
Herkenning [verdachte]
Ik herkende op de beelden [verdachte] van zijn rijbewijsfoto in het RDW-register. [32]
Tijdlijn 4 december 2023
Om 14:49 uur zag ik dat de grijze Renault Clio met kenteken [kenteken] vertrok uit een parkeerhaven aan de achterzijde van het appartementencomplex aan de [straat 4] . [33] Om 16.10 uur zag ik dat [verdachte] de portiek binnen ging. [34] Om 16:15 uur zag ik dat [verdachte] de portiek verliet naar buiten. [35] Om 18:59 uur zag ik dat de Renault Clio de parkeergarage binnenkwam. [36] Om 18:59 uur zag ik dat de Renault Clio achteruit in een parkeervak werd gezet. Ik zag een jongen weglopen en achter een muur verdwijnen. [37] Om 19:18 uur zag ik dat [verdachte] de portiek in liep en de lift binnen ging. [38]
Een proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 januari 2024 werd aangehouden als verdachte:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [voornaam] . [39]
In het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende een uitwerking van een telefoongesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en ‘ [A] ’, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik luisterde een telefoongesprek van 31 januari 2024 uit. In dit gesprek praat verdachte [medeverdachte 1] met een man (‘ [A] ’) die het telefoonnummer [telefoonnummer] gebruikt.
[medeverdachte 1] : Die hoe heet het is geklemd, he, die driver?
[A] : Ja?
[medeverdachte 1] : Ja, man. Ik hoorde dat vandaag. [40]
In het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende een uitwerking van het OVC-gesprek tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en zijn ouders, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik luisterde OVC gesprekken van 31 januari 2024 uit. In deze OVC gesprekken praat verdachte [medeverdachte 1] met zijn moeder [B] en zijn vader [C] .
[C] : Wie is opgepakt?
[medeverdachte 1] : De chauffeur.
[B] : Maar is dat gunstig dan dat die chauffeur is opgepakt?
[medeverdachte 1] : Ja, misschien juist minder gunstig, want ik had aan de andere kant (fon) een verklaring
afgelegd. Maar ja, nu is ie opgepakt en nu is het ineens gewoon een donkere gozer in plaats van een witte. [41]
In het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de locatiegegevens van de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 december 2023 werd verdachte [medeverdachte 1] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een iPhone 13. Deze iPhone 13 werd in beslag genomen. [42]
Locatiegegevens 4 december 2023
Tussen 15:18 uur en 17:22 uur: locaties op en in de omgeving van de [straat 2] in Diemen. De meeste locaties zijn geregistreerd op de [straat 5] en de [straat 2] ter hoogte van de huisnummers [nummer 4] en [nummer 2] . [43]
Tussen 17:22 uur en 17:40 uur een reisbeweging van de omgeving van de [straat 2] in Diemen naar Vinkeveen. [44]
Tussen 18:17 uur en 18:33 uur: locaties op en in de omgeving van de [straat 2] in Diemen. Dit betreft wederom locaties op de [straat 5] en de [straat 2] ter hoogte van de huisnummers [nummer 4] en [nummer 2] . [45]
In het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het onderzoek aan de telefoon van de verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 januari 2024 werd een telefoon in beslag genomen tijdens de aanhouding van verdachte [verdachte] . Dit betrof een iPhone 13 Pro. [46]
Locaties
Ik zag dat op 4 december 2023 om 16.54 uur de iPhone 13 Pro op de volgende coördinaten is geweest: 52.342899, 4.95668. Ik heb deze coördinaten opgezocht in Politie Atlas en zag dat deze coördinaten uit kwamen op de [straat 2] ter hoogte van huisnummer [nummer 5] in Diemen. De Renault Clio voorzien van kenteken [kenteken] is op camerabeelden vastgelegd op de [straat 6] in Diemen. De [straat 2] grenst aan de [straat 6] .
Opgezochte items
In de iPhone 13 Pro stonden locatiegegevens opgeslagen. Ik zag dat op 4-12-2023 om 16:54 uur (UTC +1) als zoekopdracht de [adres] in [plaats 2] is gelogd. De bron is Waze
Een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende bijzonderheden op de telefoon van de verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij de aanhouding van verdachte [verdachte] werd een iPhone 13 in beslag genomen. [47] Uit de telefoon blijkt dat er op 4 december om 16.54 uur gebruik gemaakt is van het programma Waze. Dit betreft een navigatieprogramma. Op dat moment was de telefoon op de [straat 2] ter hoogte van huisnummer [nummer 1] in Diemen. Verdachte [medeverdachte 1] was ook op 4 december 2023 omstreeks 16.57 uur op de [straat 2] in Diemen. [48]
Een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het aantreffen van snapchatgebruiker [username] in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit de onderzochte telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat het Snapchataccount van [medeverdachte 1] op 5 december 2023 een vriendschapsverzoek op Snapchat verstuurde naar de username [username] . [49]

Voetnoten

1.HR 5 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:181, rov. 2.9.1.
2.HR 5 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:181, rov. 2.9.2.
3.PHR 18 maart 2025, ECLI:NL:PHR:2025:327 (concl. A-G M.E. van Wees).
4.Zie recent HR 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:334; zie ook PHR 7 maart 2023, ECLI:NL:PHR:2023:259 (aanv. concl. A-G E.J. Hofstee).
5.HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958.
6.Zie recent HR 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:334; zie ook PHR 7 maart 2023, ECLI:NL:PHR:2023:259 (aanv. concl. A-G E.J. Hofstee).
7.HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, TGO Boog genummerd PL0900-2023371274-14 van 17 september 2024 doorgenummerd 1 tot en met 2333, en 16 juli 2024 2024 doorgenummerd 1 tot en met 505 (Forensisch dossier). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar het Forensisch dossier van 16 juli 2024, wordt hieraan (A) gevoegd.
9.Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens ex art. 126nd Wetboek van Strafvordering EasyPark B.V. kenteken [kenteken] van verbalisant [verbalisant 2] , pagina 467-468.
10.Een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 februari 2024, pagina 137.
11.Een geschrift, te weten een forensisch pathologisch onderzoek, opgesteld door arts en forensisch patholoog drs. P.M.I. van Driessche, pagina 147 van het FO-dossier (A).
12.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2023, pagina 937.
13.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2023, pagina 941.
14.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2023, pagina 943.
15.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2023, pagina 949.
16.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2023, pagina 983.
17.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2023, pagina 950.
18.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2023, pagina 943.
19.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2023, pagina 944.
20.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2023, pagina 950.
21.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2023, pagina 952.
22.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 22 februari 2024, pagina 1081.
23.Een proces-verbaal bevindingen uitlezen GSM iPhone 13 van verdachte [medeverdachte 1] van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina 648.
24.Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] bij de politie, pagina 2206.
25.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris op 11 december 2024, pagina 6.
26.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] op 6 december 2023, pagina 279.
27.Een proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 22 januari 2024, pagina 285 van het FO-dossier (A)
28.Een proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 22 januari 2024, pagina 291 en 292 van het FO-dossier (A).
29.Een proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 22 januari 2024, pagina 292 en 293 van het FO-dossier (A).
30.Een geschrift, te weten een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut, opgesteld door dr. J. Warnaar, pagina 395 van het FO-dossier (A).
31.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 16 januari 2024, pagina 494.
32.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 16 januari 2024, pagina 496.
33.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 16 januari 2024, pagina 500.
34.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 16 januari 2024, pagina 503.
35.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 16 januari 2024, pagina 505.
36.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 16 januari 2024, pagina 506.
37.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 16 januari 2024, pagina 508.
38.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 16 januari 2024, pagina 510.
39.Een proces-verbaal van aanhouding verdachte van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , pagina 1156.
40.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] d.d. 15 mei 2024, pagina 853.
41.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] d.d. 15 mei 2024, pagina 869.
42.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] d.d. 23 januari 2024, pagina 808.
43.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] d.d. 23 januari 2024, pagina 814.
44.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] d.d. 23 januari 2024, pagina 815.
45.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] d.d. 23 januari 2024, pagina 818.
46.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] d.d. 23 januari 2024, pagina 1221.
47.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] d.d. 16 januari 2024, pagina 1234.
48.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] d.d. 16 januari 2024, pagina 1235 en een rectificatieproces-verbaal van bevindingen van verbalisant K.D. Verboekend d.d. 16 januari 2024, pagina 1236.
49.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 14] d.d. 27 februari 2024, pagina 806.