ECLI:NL:RBNNE:2025:3193

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
11275059 EL EXPL 24-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van Dexia in effectenleaseovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een particuliere belegger en Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, vorderde schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, stellende dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door haar als cliënt te accepteren via een tussenpersoon, De Pensioenplanner, die geen vergunning had om financieel advies te geven. Dexia heeft verweer gevoerd en zich beroepen op verjaring, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering niet was verjaard omdat de eiser tijdig brieven had gestuurd om de verjaring te stuiten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de eiser te adviseren zonder de vereiste vergunning en dat zij aansprakelijk is voor de schade die de eiser heeft geleden door het aangaan van de effectenleaseovereenkomsten. De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld tot betaling van € 4.662,91 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft Dexia ook in de proceskosten veroordeeld. De vordering in reconventie van Dexia is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak/rolnummer: 11275059 EL EXPL 24-25
Vonnis van de kantonrechter van 8 juli 2025
inzake
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te noemen,
gemachtigde mr. G. van Dijk, werkzaam bij Leaseproces te Amsterdam (postbus 22990, 1100 DL),
tegen
de besloten vennootschap
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te ( [postcode] ) Amsterdam, [adres] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna Dexia te noemen,
gemachtigde USG Legal Professionals B.V. te Amsterdam ( [adres] , [postcode] ).

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 25 maart 2025.
1.2.
Van de haar in dat vonnis geboden mogelijkheid om te concluderen voor dupliek in conventie en repliek in reconventie heeft Dexia geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald. De uitspraak daarvan is (nader) vastgesteld op heden.

2.De vordering in conventie

2.1.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , op de in de dagvaarding genoemde gronden;
voor recht te verklaren dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te vergoeden;
Dexia te veroordelen tot betaling aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , al hetgeen [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] aan Dexia heeft betaald onder de litigieuze overeenkomsten, te vermeerderen met wettelijke rente, telkens vanaf de dag der door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] gedane betalingen althans vanaf de door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum tot aan die der voldoening, te voldoen binnen drie weken na betekening van dit vonnis;
Dexia te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] conform rapport Voorwerk II, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
Dexia te veroordelen in de proceskosten, inclusief nakosten.
2.2.
Dexia voert verweer.
2.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De vordering in reconventie

3.1.
Dexia vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten:
voor recht te verklaren dat Dexia na betaling aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] van een bedrag van € 3.950,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag met betrekking tot de overeenkomst met nummer [nummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verschuldigd is;
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] voert verweer.

4.Het geschil in conventie en de beoordeling daarvan

4.1.
Tussen partijen is in de kern genomen in geschil of Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft gehandeld door in strijd te handelen met artikel 41 van de toenmalige Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999). Ten aanzien van de in dit verband tussen partijen opgekomen geschilpunten overweegt de kantonrechter als volgt.
Verjaring
4.2.
Dexia heeft zich beroepen op verjaring. Zij betwist niet dat namens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] meerdere brieven zijn verstuurd om de verjaring te stuiten, maar stelt zich op het standpunt dat daarbij in eerste instantie alleen een beroep is gedaan op de aantastbaarheid van de overeenkomst. De woorden “schade” of “schadevergoeding” werden pas veel later - en in de ogen van Dexia na het verstrijken van de toepasselijke verjaringstermijn - gebezigd.
4.3.
Het beroep op verjaring wordt verworpen. De vordering is gebaseerd op een onrechtmatige daad van Dexia. Deze vordering verjaart vijf jaar na het moment waarop de benadeelde daadwerkelijk bekend is geworden met de schade en de aansprakelijke persoon of personen (artikel 3:310 lid 1 BW). Met de eerste stuitingsbrief waarin onder meer de onrechtmatige daad wordt genoemd en de daaropvolgende brieven heeft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] de verjaring van deze vordering op Dexia gestuit.
Tussenpersoon
4.4.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] voert, verkort weergegeven, aan dat Dexia onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar als cliënt te accepteren via De Pensioenplanner, terwijl het De Pensioenplanner als cliëntenremisier zonder vergunning ex artikel 7 Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte 1995) niet was toegestaan om [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te adviseren om effectenleaseovereenkomsten met Dexia aan te gaan en Dexia dit wist, althans dit behoorde te weten. Dexia heeft dit betwist.
4.5.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. In 2016 heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 2 september 2016 (Beckers/Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012) onder meer geoordeeld, samengevat weergegeven, dat indien een cliëntenremisier zich niet beperkt tot het aanbrengen van potentiële cliënten bij een beleggingsinstelling of effecteninstelling, maar hij die belegger tevens in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf adviseert, de aldus handelende cliëntenremisier over een vergunning dient te beschikken. Indien de cliëntenremisier geen vergunning heeft en zich niet heeft beperkt tot het aanbrengen van de cliënt, maar ook jegens de afnemer als financieel adviseur is opgetreden en Dexia hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn, schendt Dexia niet alleen haar zorgplicht, maar handelt zij ook in strijd met artikel 41 NR 1999. Dit levert volgens de Hoge Raad een (extra) onrechtmatigheidsgrond op, die Dexia zwaar wordt aangerekend. Dit komt doordat een cliënt die is geadviseerd door een dienstverlener (beleggingsadviseur) minder snel bedacht hoeft te zijn op en zich minder snel uit eigen beweging hoeft te verdiepen in niet vermelde risico's dan degene die zich wendt tot een aanbieder van een effectenleaseproduct. De Hoge Raad oordeelt daarnaast dat niet hoeft te worden aangetoond dat Dexia wist of behoorde te weten dat de cliëntenremisier niet over een vergunning beschikte toen zij ten opzichte van de belegger mede als beleggingsadviseur optrad. Dexia moet als professionele effecteninstelling (geacht worden te) weten dat een cliëntenremisier die tevens adviseert, de grenzen van de vrijstelling van artikel 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995 overschrijdt. Daarom lag het ook op haar weg om, als zij wist of behoorde te weten dat De Pensioenplanner mede in de hoedanigheid van beleggingsadviseur was opgetreden, te onderzoeken of De Pensioenplanner over de daartoe benodigde vergunning beschikte. Indien daarvan geen sprake was had Dexia moeten weigeren met de particuliere belegger te contracteren. In zijn arresten van 12 oktober 2018 (Timmermans/ Dexia, ECLI:NL:HR:2018:1935) en van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR: 2022:862) bevestigt de Hoge Raad het voorgaande nogmaals uitdrukkelijk.
4.6.
In voornoemd arrest van 10 juni 2022 heeft de Hoge Raad voorts geoordeeld dat de reikwijdte van de vrijstelling van artikel 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995 als volgt dient te worden bepaald:
  • een tussenpersoon gaat de reikwijdte van de vrijstelling te buiten indien hij een bepaalde afnemer het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst of een ander specifiek financieel product aanbeveelt;
  • het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, dat wil zeggen dat zij voorgesteld is als geschikt voor deze afnemer, of berust op een afweging van de persoonlijke omstandigheden van de afnemer;
  • het moet gaan om een aanbeveling die de tussenpersoon doet in het kader van zijn beroep of bedrijf; daarvan kan ook sprake zijn als de tussenpersoon een dergelijke aanbeveling slechts incidenteel of zelfs eenmalig doet;
  • geen vergunning behoeft de tussenpersoon voor het verstrekken van algemene informatie over wat effectenleaseovereenkomsten zijn, en evenmin voor het verstrekken van algemeen advies (waarbij in algemene zin wordt aangeraden een, verder op geen enkele wijze nader bepaalde, effectenleaseovereenkomst te sluiten);
  • uit de enkele omstandigheid dat een tussenpersoon met de afnemer een aanvraagformulier invult, waarbij in voorkomende gevallen een fondskeuze aangekruist wordt, en dit opstuurt, volgt niet dat de tussenpersoon heeft geadviseerd.
4.7.
Voor de beoordeling of de tussenpersoon een gepersonaliseerde aanbeveling tot het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst heeft gedaan, kunnen volgens de Hoge Raad de volgende omstandigheden van belang zijn:
  • de omstandigheid dat de tussenpersoon al dan niet heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van de afnemer;
  • de omstandigheid dat de tussenpersoon al dan niet ook andere mogelijke effectenleaseproducten heeft genoemd en besproken dan het uiteindelijk afgenomen product;
  • de omstandigheid dat de tussenpersoon al dan niet, naast of in samenhang met het afgenomen effectenleaseproduct, een ander financieel product, zoals een hypothecaire lening, heeft geadviseerd.
4.8.
In aanvulling daarop heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, ook indien voornoemde omstandigheden niet worden vastgesteld, de mogelijkheid bestaat dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als hiervoor genoemd, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.9.
Met inachtneming van het vorenstaande overweegt de kantonrechter als volgt. Niet in geschil is dat De Pensioenplanner is opgetreden als effectenbemiddelaar. Een effectenbemiddelaar die mogelijke cliënten aanbrengt bij een effecteninstelling wordt ook cliëntenremisier genoemd. Cliëntenremisiers zoals De Pensioenplanner waren uit hoofde van artikel 12 van de Vrijstellingsregeling Wte 1995 vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 7 lid 1 Wte 1995, om cliënten aan te brengen bij een effecteninstelling als Dexia. Op grond van artikel 21 lid 1 Wte 1995 moesten effectenbemiddelaars die van de vergunningplicht waren vrijgesteld, worden ingeschreven in het in dit artikel genoemde register. Voornoemde vrijstelling was slechts beperkt tot werkzaamheden als cliëntenremisier. De effecteninstelling die wist of behoorde te weten dat een cliëntenremisier een aangebrachte belegger vergunningplichtige diensten heeft verleend zonder over de noodzakelijke vergunning te beschikken en deze belegger niettemin als cliënt accepteert, handelt in strijd met artikel 41 NR 1999 en daarmee onrechtmatig jegens die belegger.
4.10.
De kantonrechter zal voor het antwoord op de vraag of sprake is van schending van artikel 41 NR 1999 dienen te beoordelen of De Pensioenplanner haar vrijstelling te buiten is gegaan en vergunningplichtige diensten heeft verleend, alsmede of Dexia dit wist of behoorde te weten. Vast staat tussen partijen dat De Pensioenplanner niet over een vergunning ex artikel 7 lid 1 Wte 1995 beschikte.
4.11.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
De adviseur van De Pensioenplanner was bij de ex-schoonouders van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] thuis voor een financieel gesprek over het pensioen van de ex-schoonouders van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] . Op een gegeven moment stelde de adviseur voor om ook de financiële situatie van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] door te nemen. Bij dit gesprek waren zowel [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] als haar toenmalige vriend aanwezig.
Tijdens het gesprek heeft de adviseur van De Pensioenplanner (hierna te noemen: adviseur), geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] . Zo is met de adviseur besproken dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] op dat moment nog student was en is er gesproken over haar bijbaantje en het inkomen. Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wens van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] om wat extra geld op te bouwen, voor het geval dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] op zichzelf wilde gaan wonen. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was om dit doel te bereiken en adviseerde [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] om een Triple Effect product van Bank Labouchere af te sluiten met een maandelijkse inleg van NLG 200,00. Omdat de adviseur op de hoogte was van het inkomen van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] , adviseerde de adviseur om de maandelijkse betaling te voldoen vanuit het inkomen van haar bijbaantje. Volgens de adviseur zou [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] op deze wijze een aanzienlijk bedrag opbouwen, waardoor [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] op zichzelf kon gaan wonen.
De adviseur heeft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. Zelfs niet toen [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] ernaar vroeg. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met geleend geld werd belegd en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] op deze risico’s gewezen was had zij het Triple Effect nooit afgesloten.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten, mede door haar jonge leeftijd, en vertrouwde daarom volledig op de deskundigheid van de adviseur en zijn advies. Zo zou er volgens de adviseur alleen in de grote en betrouwbare fondsen belegd worden. Om deze reden heeft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] het advies van de adviseur opgevolgd. De aanvraag voor het Triple Effect is door de adviseur in orde gemaakt en de uiteindelijke overeenkomst is op een later moment ondertekend.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft, conform het advies van de adviseur, een Triple Effect met een maandelijkse inleg van NLG 200,85 afgesloten.
4.12.
Op de door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] overgelegde overeenkomst is De Pensioenplanner als adviseur vermeld. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft in dit kader geen andere stukken in het geding gebracht.
4.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dexia voornoemde gang van zaken onvoldoende adequaat weersproken. Uit de gestelde gang van zaken blijkt, dat sprake is van een speciaal georganiseerde persoonlijke bijeenkomst met de tussenpersoon om [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te adviseren over een Triple Effect product. Voor zover Dexia bedoeld heeft de door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] gestelde inhoud van het gesprek met De Pensioenplanner te betwisten, heeft zij dit slechts in algemene zin gedaan. Gelet op de concrete toelichting van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] inzake de advisering door De Pensioenplanner had het op de weg van Dexia gelegen om haar betwistingen nader te substantiëren en omstandigheden aan te voeren waaruit zou kunnen blijken dat er geen gesprek is gevoerd of dat er geen op de persoon toegespitst advies is gegeven en opgevolgd. Dit heeft Dexia nagelaten. Bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting komt de kantonrechter daarom niet toe aan het (tegen)bewijsaanbod van Dexia.
Wetenschap Dexia
4.14.
Dexia heeft voorts betwist dat zij wist of moest weten dat De Pensioenplanner beleggingsadvies gaf, dat mede inhield een effectenleaseovereenkomst met Dexia te sluiten. De kantonrechter overweegt omtrent de wetenschap van Dexia als volgt.
4.15.
In vergelijkbare zaken bij deze rechtbank, waaronder een vonnis van 24 juni 2020 (rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, ECLI:NL:RBNNE:2020:2219), alsmede in vergelijkbare zaken bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waaronder de arresten van 3 november 2020 (bijvoorbeeld ECLI:NL:GHARL:2020:8984), is wetenschap bij Dexia aangenomen in zaken waarin onder meer Spaar Select en NBG Finance heeft geadviseerd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zijn oordeel bevestigd in een recent arrest van 5 juli 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:5730). De kantonrechter is van oordeel dat die overwegingen over de wetenschap van Dexia ook hier van toepassing zijn (zie onder meer rechtsoverwegingen 5.28 en 5.29 van het vonnis van 24 juni 2020). Weliswaar betreft het hier een andere adviseur, te weten De Pensioenplanner, maar de kantonrechter ziet gelet op de door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] geschetste en door Dexia onvoldoende weersproken werkwijze van De Pensioenplanner geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen. Hetgeen Dexia in deze procedure overigens nog heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat Dexia wist en in ieder geval had behoren te weten dat er vergunningplichtig advies werd gegeven.
Aansprakelijkheid Dexia
4.16.
Omdat Dexia ondanks het voorgaande toch met [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] onrechtmatig gehandeld. De onder a. en b. gevorderde verklaringen voor recht acht de kantonrechter daarom toewijsbaar. Omdat de aansprakelijkheid van Dexia met het voorgaande al is vastgesteld, kan de stelling van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] dat Dexia haar precontractuele zorgplichten heeft geschonden door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] niet in niet mis te verstane bewoordingen te waarschuwen voor het risico van een restschuld en door geen onderzoek te doen naar de inkomens- en vermogenspositie van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] als particuliere belegger, verder onbesproken blijven.
Schade
4.17.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] stelt, verkort weergegeven, dat Dexia gehouden is om de gehele schade van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te vergoeden, te vermeerderen met wettelijke rente. Door het handelen van Dexia heeft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] effectenleaseovereenkomsten afgesloten die bij een juist handelen van Dexia niet waren afgesloten. De schade die [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] daardoor heeft geleden bestaat volgens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] uit (a) de inleg in de overeenkomsten en (b) de restschuld na afloop van de overeenkomsten. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vordert vergoeding van deze schadeposten en stelt dat het causaal verband voor wat betreft deze schadeposten gegeven is. Wel mag het eventueel ontvangen dividend in mindering worden gebracht op de geleden schade.
4.18.
Volgens Dexia dient, samengevat weergegeven, in het kader van de schadeverdeling rekening te worden gehouden met de eigen schuld van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] . Aan beleggen zijn risico's verbonden. Artikel 41 NR 1999 strekt er niet toe om beleggers te beschermen tegen bewust aanvaarde risico's. Bij het vaststellen van de voor vergoeding in aanmerking komende schade dient, op basis van de artikelen 6:95-97 BW en 6:100 BW, naast dividend en batig saldo, eveneens rekening te worden gehouden met het fiscale voordeel dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft genoten. Volgens Dexia bedraagt het fiscale voordeel dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft genoten € 486,69.
4.19.
De kantonrechter overweegt, in navolging van het vonnis van deze rechtbank van 24 juni 2020, dat het door Dexia gedane beroep op eigen schuld van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] Dexia in dit geval niet kan baten. Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer voornoemde arresten Beckers/Dexia en Timmermans/Dexia) eist de billijkheid in beginsel - in geval van schending van artikel 41 NR 1999 - dat bij de verdeling van de schade over de benadeelde particuliere belegger en Dexia op de voet van artikel 6:101 BW, de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft, zowel wat betreft een eventuele restschuld als wat betreft de door de particuliere belegger reeds betaalde rente, aflossing en kosten. Dit geldt ook als de mogelijke financiële gevolgen van de leaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware last (zie HR 29 april 2011, ECLI:NL:HR: 2011:BP4003) voor de afnemer vormden.
4.20.
Dit betekent dat Dexia in het onderhavige geval gehouden is om de gevorderde inleg in de effectenleaseovereenkomst en de restschuld van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te vergoeden. Partijen zijn het erover eens dat eventueel ontvangen dividend in mindering mag worden gebracht op de geleden schade. Ook zijn partijen het erover eens dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] een fiscaal voordeel van € 486,69 heeft genoten. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft onbetwist aangevoerd dat dit leidt tot een schadebedrag van € 4.662,91. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen. In verband hiermee zal de griffier nog overgaan tot bijheffing van griffierecht (er is thans € 248,00 verschuldigd in plaats van € 87,00).
4.21.
De door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] gevorderde wettelijke rente over de geleden schade, telkens vanaf de dag dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] aan Dexia heeft betaald, acht de kantonrechter eveneens toewijsbaar (zie het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1198).
4.22.
Daarnaast vordert [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten conform rapport Voorwerk II. Dexia heeft daartegen verweer gevoerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende komen vast te staan dat de gemachtigde van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] werkzaamheden heeft verricht die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een - niet aanvaard - schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Hierbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat het opstellen en versturen van enkele gestandaardiseerde stukken, zoals de opt-out verklaring en de stuitingsbrieven, op een lijn moeten worden gesteld met het opstellen en versturen van een aanmaning of een ander eenvoudige brief en niet voor vergoeding in aanmerking komen (vgl. HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590). De kantonrechter is van oordeel dat dit ook geldt voor de aansprakelijkstellingen. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat werkzaamheden als het voeren van een intakegesprek, het samenstellen, completeren en verwerken van de voor het dossier benodigde informatie en stukken, het beoordelen van de juridische haalbaarheid van de aanspraken van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] en het berekenen van de hoogte van het terug te vorderen bedrag, werkzaamheden zijn ter instructie van de zaak en ter voorbereiding van een procedure. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom als onvoldoende adequaat onderbouwd worden afgewezen.
Proceskosten
4.23.
Dexia wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punten x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 100,00
totaal € 1.025,97
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beoordeling in reconventie

5.1.
De in conventie toegewezen vergoeding van schade staat in de weg aan de gevorderde verklaring voor recht dat Dexia niets meer is verschuldigd aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] . De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
5.2.
Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] worden vastgesteld op € 542,00 aan salaris gemachtigde (2 punten × € 271,00).

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft gehandeld;
6.2.
verklaart voor recht dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te vergoeden;
6.3.
veroordeelt Dexia tot betaling van de door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] geleden schade, ter hoogte van € 4.662,91, te vermeerderen met wettelijke rente, telkens vanaf de dag der door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] gedane betalingen tot aan de dag van volledige betaling en te voldoen binnen drie weken na betekening van dit vonnis;
6.4.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 1.025,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Dexia niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.5.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.6.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de veroordelingen in 6.3, 6.4 en 6.5;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.8.
wijst de vordering af;
6.9.
veroordeelt Dexia in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tot op heden vastgesteld op € 542,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Bootsma, kantonrechter, en op 8 juli 2025 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: 692/wj