Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 december 2020 in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. V. Wösten)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Havens Graanhandel N.V., te Maashees, vergunninghoudster(gemachtigde: mr. D.H. Nas).
Procesverloop
Overwegingen
- Vergunninghoudster exploiteert op het perceel een graanhandelbedrijf dat zich bezighoudt met de op- en overslag van grondstoffen voor veevoeders. Het bedrijf omvat een IPPC-installatie. Het bedrijf is van oudsher gevestigd in de dorpskern van Maarhees en het beschikt over een kade aan de Maas. Aan deze kade kunnen schepen worden aangemeerd van leveranciers en afnemers. De kade wordt niet door andere schepen gebruikt. Het bedrijf is ook eigenaar van het perceel Raaijveldweg 4 te Maarhees en gebruikt de loods op dit perceel voor opslag.
- Eisers wonen aan de Mgr. Geurtsstraat en de Raaijveldweg, in de directe nabijheid van het perceel.
- Op het perceel is het bestemmingsplan “Maashees” (het bestemmingsplan) van toepassing. Het bestemmingplan is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Boxmeer op 16 juli 2009 en op 16 september 2009 onherroepelijk geworden. Het perceel heeft hierin de enkelbestemming “Bedrijf” en de functieaanduiding “Specifieke vorm van bedrijf-mengvoederbedrijf”. Het terrein van de inrichting ligt binnen een planologisch aangewezen geluidzone. Deze zone omvat geen andere bedrijven. Buiten de zone mag de geluidbelasting vanuit het bedrijf niet meer bedragen dan 50 dB(A).
- Op 10 april 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer (het college) een revisievergunning als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor de inrichting. De revisievergunning had - onder meer - betrekking op het realiseren van een verticaal siloblok, zuidoostelijk van het bestaande verticale siloblok en een overkapping. Op 29 mei 2012 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het verplaatsen van een grondstoffenopslag. Bij besluit van 15 mei 2012 met verzenddatum 22 mei 2012 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het milieuneutraal veranderen van een grondstoffenopslag. Nadien heeft verweerder bij besluit van 3 september 2015 nog een veranderingsvergunning verleend voor uitbreiding van de bedrijfsuren in de nachtperiode.
- In de revisievergunning zijn geluidgrenswaarden opgenomen voor een aantal specifieke woningen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op specifieke punten (vergunningspunten). Sommige woningen van eisers zijn een vergunningspunt, maar niet allemaal. Er is een algemene grenswaarde opgenomen voor het maximale geluidsniveau. De grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de nachtperiode zijn verhoogd in de veranderingsvergunning van 3 september 2015. De grenswaarden staan in de bijlage bij deze uitspraak.
- De bouwplannen die in 2012 en daarna zijn vergund, zijn niet uitgevoerd. Op 6 april 2018 heeft vergunninghoudster een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het verplaatsen van de grondstoffenopslag op een andere wijze en naar een andere locatie dan eerder is vergund. De aanvraag voorziet in een nieuwe verticale silovoorziening. Hierin moet de opslag van bulkgoed in het huidige, uit 1953 daterende, horizontale silogebouw plaatsvinden. Daarnaast voorziet de aanvraag in een aanpassing van het bestaande en in 2012 vergunde siloblok en een nieuw te realiseren verticale silovoorziening, gecombineerd uitgevoerd in één silogebouw. Na de ingebruikname van het nieuwe silogebouw zal een deel van het horizontale silogebouw worden gesloopt.
- Voor de beoogde wijziging van de graanhandel heeft vergunninghoudster op 6 februari 2019 nog een aanvraag voor een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) ingediend bij verweerder, vanwege de ligging van de inrichting in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden “Boschhuiserbergen” en “Maasduinen”.
- Eisers hebben op 12 februari 2019 verweerder verzocht om handhaving wegens overtreding van de geldende geluidnormen voor de inrichting. Verweerder heeft dit verzoek bij besluit van 5 augustus 2019 afgewezen, waartegen eisers bezwaar hebben gemaakt. Dit bezwaar heeft verweerder na de inlichtingscomparitie doorgezonden aan de rechtbank ter behandeling als rechtstreeks beroep. De zaak is geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/933. In deze zaak wordt heden uitspraak gedaan. Verweerder heeft in de maanden april en mei 2019 diverse metingen uitgevoerd en naar aanleiding daarvan is een overtreding geconstateerd van de voor de inrichting geldende geluidsnormen ter hoogte van de woning, gelegen aan de Kalverstraat 5 te Maarhees. Op 16 oktober 2019 heeft verweerder een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom bekendgemaakt. Vergunninghoudster heeft bij brief van 30 oktober 2019 haar zienswijze hierover naar voren gebracht. Eisers hebben op 26 oktober 2019 een zienswijze ingediend. Er is geen last onder dwangsom opgelegd.
- Op 9 januari 2020 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het tijdelijk verruimen van het vergunde geluidsniveau. De vergunning is gevraagd voor de periode tot 1 januari 2023. Bij deze aanvraag is bij de bijlage het rapport “Akoestisch onderzoek veranderen van de inrichting J.P. Havens Graanhandel N.V. te Maashees’ van 28 februari 2020 gevoegd. Op 6 juli 2020 heeft verweerder aan vergunninghoudster een tijdelijke vergunning tot 1 januari 2023 verleend voor het verruimen van het geluidsniveau dat is vergund in de revisievergunning en in de omgevingsvergunning van 2015. Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Deze zaken zijn geregistreerd onder zaaknummers SHE 20/2160 en SHE 20/2161. In beide zaken wordt heden uitspraak gedaan.
- “Kun u beoordelen of de geluidsbelasting in de representatieve bedrijfssituatie in het rapport van Cauberg-Huygen juist in beeld is gebracht, gelet op de kritiek van het bureau Witteveen & Bos?
- In de gevallen waarin u concludeert dat het rapport van Cauberg-Huygen feitelijke onjuistheden bevat, kunt u aangeven welke geluidsbelasting optreedt in de volgens u correcte situatie? U kunt de opmerking van Witteveen &Bos of de bebouwing aan de Raaijveldweg 4 tot de inrichting behoort, buiten beschouwing laten omdat de rechtbank hierover een oordeel zal geven.
- Kunt u aangeven welke geluidsbelasting optreedt indien bij de modellering van de mobiele bronnen binnen de inrichting niet wordt uitgegaan van de begrenzing door middel van de slagboom maar de begrenzing door middel van de bestemmingsgrens?”
- Het door Cauberg Huygen gehanteerde maximaal bronvermogenniveau voor de vrachtwagens is onjuist. Dit was ook het geval in het rapport CH2014.
- De gevolgen van een hoorbare achteruitrijsignalering die er volgens de StAB wel is en ook niet wordt verboden in de revisievergunning uit 2012 en de wijzigingsvergunning in 2015 ontbreken in de beschrijving van de representatieve bedrijfssituatie en het rekenmodel voor het rapport CH2018. Dit was ook het geval in het rapport CH2014.
- De mobiele bronnen (vrachtwagens) achter de slagboom (noordelijke toegangsweg) zijn verkeerd gemodelleerd in het rapport CH2018 (ook in het rapport CH2014).
- De autostortvoorziening is verkeerd gemodelleerd in het rapport CH2018 (ook in het rapport CH2014).
- Het schoonkloppen van de silo’s is niet gemodelleerd in het rapport CH2018 en ook niet in de voorgaande rapporten.
- De geluidsuitstraling vanuit de gevels van de gebouwen is niet opgenomen in het rapport CH2018 en ook niet in de voorgaande rapporten.
- Het wegvallen van een ventilator in de aangevraagde wijziging is niet gemodelleerd in het rapport CH2018. Overigens neemt door het vervallen van deze geluidsbron de geluidsbelasting na de wijziging dus af.
- De geluidsbelasting vanwege de wasplaats/hygiënesluis is verkeerd gemodelleerd in het rapport CH2018 (ook in het rapport CH2014).
- Voor een aantal geluidsbronnen is volgens de StAB de meting van het brongeluid verkeerd uitgevoerd in het rapport CH2018 (ook in het rapport CH2014). Dat leidt tot een onderschatting van de daaruit voortkomende geluidsbelasting.
- De StAB kan niet nagaan of enkele open deuren in de bulkstations, de perserij en silo’s 1 en 2 correct zijn gemodelleerd omdat dit niet in de bijlagen bij het rapport CH2018 is aangegeven. Als het verkeerd is gedaan, dan leidt dat tot een onderschatting van de daaruit komende geluidsbelasting.
- Het is onduidelijk voor de StAB of en hoe lang deuren in verschillende gebouwen open staan. Dit betreffen ook deuren in nieuwe gebouwen die zijn vergund met het primaire besluit. Er is geen duidelijk beeld van de bedrijfsrepresentatieve situatie in de rapporten CH2018 en CH2014.
- De StAB merkt ook op dat het geluid van deuren van personenauto’s op het parkeerterrein niet is meegenomen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 9.244,00