Op 2 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van een rijwoning uit 1977, had beroep aangetekend tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 236.000, die door de heffingsambtenaar van de gemeente Land van Cuijk was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met het inzagerecht van eiser in de bezwaarprocedure, wat leidde tot een gebrek in de procedure. Ondanks dit gebrek, oordeelde de rechtbank dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en liet de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar in stand. Eiser kreeg wel een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank benadrukte dat de heffingsambtenaar de kosten voor het griffierecht en de proceskosten aan eiser moest vergoeden, inclusief wettelijke rente. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.