1.2.Volgens een op 7 december 2012 gedateerd boeterapport hebben vier
arbeidsinspecteurs het volgende geconstateerd.
Op 16 november 2012 omstreeks 3.55 uur heeft een onderzoek plaatsgevonden bij de bakkerij en is de vreemdeling [naam vreemdeling] van Marokkaanse nationaliteit (de vreemdeling) werkend aangetroffen, zonder dat over een tewerkstellingsvergunning werd beschikt. De vreemdeling probeerde zich aan de controle te onttrekken door via een dakraam uit de bakkerij te klimmen. Hij was gekleed in een korte broek en een t-shirt en droeg slippers. Verder waren zijn kleding en handen besmeurd met deegresten.
De vreemdeling is op dezelfde datum gehoord als getuige en heeft onder meer het volgende verklaard. De vreemdeling kent de eigenaar Mohammed. Hij is Mohammed in de winkel tegengekomen, toen hij kwam vragen om brood. Mohammed gaf toen aan dat de vreemdeling naar de bakkerij kon komen om wat brood mee te nemen. De vreemdeling krijgt in ruil voor zijn hulp - die bestaat uit het plaatsen van het brood op de bakplaat en, als het klaar is, het brood elders neerleggen - één à twee keer per week gratis brood. Hij heeft nog nooit geld gekregen voor zijn hulp. Hij heeft vier of vijf keer meegeholpen, aldus de vreemdeling.
Op 21 november 2012 is E.H. [naam 1] gehoord als overtreder. Nadat de arbeidsinspecteurs hem hadden medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was, heeft E.H. [naam 1] onder meer het volgende verklaard. E.H. [naam 1] is enorm verrast dat de vreemdeling is aangetroffen en over de omstandigheden waaronder hij is aangetroffen. Naar zijn weten was alleen zijn vaste medewerker, M. [naam 2], aan het werk. E.H. [naam 1] kent de vreemdeling niet en weet niet precies welke “Mohammed” de vreemdeling bedoelt. Zijn broer heet Mohammed, maar de vorige eigenaar ook. E.H. [naam 1] weet dat de bakkerij veel problemen kan krijgen door mensen te laten werken die dat niet mogen en dat de boetes erg hoog zijn. De bakkerij werkt niet met illegalen. Volgens E.H. [naam 1] is het personeel uitgelegd dat niemand mag worden binnengelaten tijdens de werkzaamheden en dat niemand mag werken of helpen zonder toestemming van de vennoten. Het personeel heeft geen sleutel. Zijn broer opent de bakkerij en gaat daarna naar huis om te slapen, omdat hij overdag ook in de winkel moet zijn. E.H. [naam 1] heeft na de controle met zijn broer gesproken. Zijn broer kent de vreemdeling ook niet en was ook erg verrast. De vorige eigenaar heeft voor een slechte naam gezorgd en er zijn in het verleden veel problemen geweest. Als hij dit allemaal had geweten, had hij de onderneming waarschijnlijk niet overgenomen. E.H. [naam 1] zal een stevig gesprek voeren met M. [naam 2] en zonodig maatregelen nemen, aldus E.H. [naam 1].
1.3.Bij brief van 11 januari 2013 heeft verweerder eisers in kennis gesteld van het voornemen om eisers een boete op te leggen van € 8.000,-. Eisers hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze op dit voornemen naar voren te brengen. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2.1.Op grond van artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt in deze wet verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Op grond van het tweede lid van dat artikel wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Op grond van het derde lid van dat artikel, voor zover thans van belang, kunnen overtredingen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen.
Op grond van artikel 5:41 van de Awb legt het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Op grond van artikel 5:46, eerste lid, van de Awb bepaalt de wet de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Op grond van het tweede lid van dat artikel stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
2.2.Op grond van artikel 1, aanhef, sub b, onder 1˚, en sub c, van de Wav wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
b. werkgever:
1°. degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten;
c. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wav is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Op grond van het tweede lid van dat artikel is het verbod, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie tevens een ander als werkgever optreedt, indien die ander beschikt over een voor de desbetreffende arbeid geldige tewerkstellingsvergunning.
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav is het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie ingevolge bepalingen, vastgesteld bij overeenkomst met andere mogendheden dan wel bij een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, een tewerkstellingsvergunning niet mag worden verlangd.
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wav, voor zover thans van belang, wordt als overtreding aangemerkt het niet naleven van de artikelen 2, eerste lid, en 15.
Op grond van artikel 19a, eerste lid, van de Wav wordt namens verweerder de bestuurlijke boete opgelegd aan degene op wie de verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als een overtreding.
Op grond van artikel 19d, derde lid, van de Wav - zoals dat luidde tot
1 januari 2013 en voor zover thans van belang - stelt verweerder beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld.
2.3.Op grond van artikel 1 van de Beleidsregels boeteoplegging Wav 2012 - geldig ten tijde van de overtredingen - wordt bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Wav voor alle overtredingen als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die zijn neergelegd in de ‘Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wet arbeid vreemdelingen’ die als bijlage bij deze beleidsregels is gevoegd.
Blijkens de Tarieflijst hanteerde verweerder ten tijde van belang voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav een boetebedrag van telkens € 8.000,-.
Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Beleidsregels boeteoplegging Wav 2012 kan waar sprake is van een overtreding van artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen, de bestuurlijke boete per overtreding met 25%, 50% of 75% worden gematigd afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de evenredigheid.
Op grond van het tweede lid wordt geen boete opgelegd indien de werkgever heeft aangetoond dat hem geen enkel verwijt gemaakt kan worden voor de geconstateerde overtreding.