In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen RiverD International B.V. en [verweerder01]. De zaak betreft een ontslag op staande voet van [verweerder01], die als financieel administrateur werkzaam was bij RiverD. Hij werd op 28 december 2022 ontslagen omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan fraude door extra salarisbedragen naar zichzelf over te maken. RiverD vorderde een schadevergoeding van € 15.600,22 en de kantonrechter moest beoordelen of het ontslag rechtsgeldig was.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat RiverD onverwijld had gehandeld na het ontdekken van de extra betalingen. [verweerder01] had in totaal € 14.358,46 aan zichzelf overgemaakt zonder rechtmatige grond. De rechter concludeerde dat [verweerder01] geen bevredigende verklaring had gegeven voor deze betalingen en dat hij daarmee een dringende reden voor ontslag had gegeven. De kantonrechter wees de vorderingen van RiverD voor een gefixeerde schadevergoeding van € 2.578,74 en de kosten van het accountantsonderzoek van € 4.110,- toe, terwijl de overige verzoeken van beide partijen werden afgewezen.
Daarnaast werd RiverD veroordeeld om een eindafrekening van € 622,77 aan [verweerder01] te betalen. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor het toekennen van een billijke vergoeding aan [verweerder01] gezien het rechtsgeldige ontslag. De proceskosten werden toegewezen aan RiverD, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.