In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van [plaatsnaam], en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen een beschikking van 26 december 2022, maar de Belastingdienst heeft nagelaten tijdig een besluit te nemen. De rechtbank had de Belastingdienst al eerder opgedragen om een besluit te nemen, maar dit is niet gebeurd binnen de gestelde termijn. Eiseres heeft daarom beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst in gebreke is gebleven en dat er geen zitting nodig was, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de Belastingdienst de eerder opgelegde beslistermijn met meer dan 150 dagen heeft overschreden. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op het bezwaar van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Belastingdienst een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres recht heeft op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 51,- en dat de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, door de Belastingdienst moeten worden vergoed. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard ten aanzien van het verzoek om de hoogte van de verbeurde dwangsom vast te stellen, aangezien dit bij de burgerlijke rechter moet worden ingediend.