ECLI:NL:RBROT:2025:14189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
ROT 25/4038
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet met betrekking tot gokactiviteiten en financiële situatie

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is, omdat verweerder niet heeft kunnen vaststellen dat eiseres in de onderzoeksperiode over onvoldoende middelen beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien. Eiseres, een alleenstaande moeder met drie kinderen, had in de onderzoeksperiode verschillende stortingen van contant geld en bijschrijvingen van derden op haar bankrekening, evenals gokactiviteiten bij online gokinstellingen en een fysiek casino. Verweerder kon niet vaststellen dat de ontvangen bedragen niet als inkomen konden worden aangemerkt, omdat eiseres geen volledige overzichten van haar gokwinsten had verstrekt.

Het procesverloop begon met de afwijzing van de aanvraag op 4 april 2025, gevolgd door een ongegrondverklaring van het bezwaar op 1 mei 2025. Eiseres heeft beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht had op bijstand, terwijl dit wel op haar weg lag. De rechtbank concludeert dat de financiële situatie van eiseres in de onderzoeksperiode niet met zekerheid kon worden vastgesteld, en dat de aanvraag om bijstandsuitkering terecht is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een kostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/4038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en

het dagelijks bestuur van GR Sociaal, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Franssen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om toekenning van een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De rechtbank komt tot het oordeel dat de gevraagde bijstand terecht is afgewezen omdat verweerder niet heeft kunnen vaststellen dat eiseres in de onderzoeksperiode over onvoldoende middelen beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien.

Procesverloop

2. Met het besluit van 4 april 2025 heeft verweerder de aanvraag om bijstand van eiseres van 21 januari 2025 afgewezen (het primaire besluit). Met het besluit van 1 mei 2025 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. Verweerder heeft gereageerd op schriftelijke vragen van de rechtbank.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2025 op zitting behandeld. Eiseres is met bericht niet verschenen. Namens verweerder is de gemachtigde verschenen.

Het geschil

3. Eiseres (geboren in 1991) is een alleenstaande moeder met drie minderjarige kinderen. Zij werkte vanaf december 2021 in de zorg als zelfstandige. In november 2024 is zij uitgevallen met gezondheidsklachten (burn-out). Op 21 januari 2025 heeft eiseres zich bij verweerder gemeld voor een bijstandsuitkering. De aanvraag is met het primaire besluit afgewezen.
Standpunt verweerder
4. Verweerder baseert de afwijzing van de gevraagde bijstand op het standpunt dat hij niet heeft kunnen vaststellen dat eiseres in de onderzoeksperiode over onvoldoende middelen beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien. Eiseres heeft in de onderzoeksperiode verschillende stortingen van contant geld op haar bankrekening gedaan, er is sprake van bijschrijvingen van derden en er zijn bijschrijvingen van bedragen van online gokinstellingen. Voor de ontvangen bijschrijvingen van derden heeft verweerder niet kunnen vaststellen dat het leningen betrof. Ook is niet gebleken van redenen om de stortingen van contant geld en de bijschrijvingen van gokinstellingen niet in aanmerking te mogen nemen. Eiseres heeft maandelijks grote bedragen aan drie online gokinstellingen (Brite AB, One Casino en Unibet) en een fysiek casino ( [casino] ) betaald. Dat de opbrengst van de gokactiviteiten gelijk was aan de zichtbare bijschrijvingen van de drie online gokinstellingen en aan de door eiseres contant op haar rekening gestorte bedragen, heeft verweerder niet kunnen vaststellen. Eiseres heeft namelijk geen (volledige) overzichten verstrekt van inleg en winst bij haar gokactiviteiten.
Standpunt eiseres
5. Eiseres heeft naar voren gebracht dat verweerder haar aanvraag onzorgvuldig heeft behandeld. Het was duidelijk dat zij vanaf 1 december 2024 niet langer als zelfstandige kon werken en ook geen spaargeld had. Eiseres meent dat verweerder aan de hand van de overgelegde informatie in staat was vast te stellen dat de gokwinsten minder waren dan de inleg en dat de bedragen die zij van derden kreeg, geleend waren omdat die bedragen werden terugbetaald.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank stelt voorop dat eiseres op 9 april 2025 een nieuwe aanvraag heeft gedaan en dat verweerder met het besluit van 13 juni 2025 per 10 april 2025 een bijstandsuitkering aan eiseres heeft toegekend. Het belang van eiseres is nog gelegen in het verkrijgen van een bijstandsuitkering over de periode vanaf 21 januari 2025 tot en met 8 april 2025.
7. De rechtbank beoordeelt of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij niet heeft kunnen vaststellen dat eiseres in de onderzoeksperiode van 21 januari 2025 (datum aanvraag) tot en met 4 april 2025 (datum primaire besluit) over onvoldoende middelen beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien. Dit doet de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden.
7.1.
Het wettelijk uitgangspunt is dat als iemand een bijstandsuitkering aanvraagt, deze persoon aannemelijk moet maken dat hij of zij voldoet aan de voorwaarden voor bijstand zoals vermeld in de Pw. Een aanvrager moet daarom feiten en omstandigheden aannemelijk maken die duidelijkheid geven over zijn woon- en leefsituatie en over zijn financiële situatie. De bijstandverlenende instantie heeft een onderzoeksplicht. Dat brengt mee dat deze de inlichtingen van de aanvrager op juistheid en volledigheid moet controleren. De bijstandverlenende instantie is in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand bevoegd om gegevens te vragen die betrekking hebben op de financiële situatie, ook over de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum met ingang waarvan bijstand wordt gevraagd. [1] Als de aanvrager niet aannemelijk maakt in bijstandbehoevende omstandigheden te verkeren of in onvoldoende mate de benodigde informatie over zijn financiële situatie verstrekt om de bijstandverlenende instantie dat te kunnen laten vaststellen, is dat een goede reden voor afwijzing van de aanvraag. [2]
Zorgvuldigheid onderzoek
7.2.
Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is, volgt de rechtbank eiseres niet. Verweerder heeft eiseres meerdere keren om informatie gevraagd en haar tweemaal voor een gesprek uitgenodigd om haar situatie toe te lichten. Dit heeft verweerder gedaan op grond van zijn onderzoeksplicht en niet, zoals eiseres stelt, vanwege wantrouwen jegens haar of omdat haar broer zich oneigenlijk had uitgelaten tegenover medewerkers van verweerder. Ook volgt de rechtbank eiseres niet in haar betoog dat haar dossier ten onrechte op 20 maart 2025 is gesloten. Verweerder heeft immers de informatie van eiseres in de periode van 20 maart 2025 tot en met de datum van het primaire besluit ook bij de beoordeling betrokken. Dat verweerder het verrichte onderzoek onzorgvuldig heeft uitgevoerd, is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank zal hierna toelichten waarom zij van oordeel is dat verweerder op basis van zijn onderzoek terecht tot de conclusie is gekomen dat de door eiseres verstrekte informatie onvoldoende was om vast te stellen dat eiseres in de onderzoeksperiode in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
Gokken
7.3.
Met betrekking tot de stelling van eiseres dat haar gokwinsten minder waren dan de inleg en dat haar verlies niet is meegewogen, oordeelt de rechtbank als volgt. Binnen het kader van de bijstandsverlening op grond van de Pw wordt gokken beschouwd als een activiteit waarmee inkomsten worden verkregen die iemand voor het bekostigen van zijn levensonderhoud kan gebruiken. In zoverre worden inkomsten uit gokken voor de Pw dus gelijk gesteld met andere activiteiten waarmee inkomsten worden verkregen (zoals bijvoorbeeld werk). In de systematiek van de Pw wordt alleen het verkregen inkomen (bij gokken dus: de winst per inleg) in aanmerking genomen; de kosten om dat inkomen te verwerven (bij gokken dus: de inleg) worden buiten beschouwing gelaten. [3] Het is daarom niet relevant of de bij een inleg verkregen winst meteen weer wordt ingezet voor verder gokken. Het idee is dat zodra winst wordt verkregen, de betrokkene die winst kan gebruiken voor kosten van levensonderhoud, zodat iedere winst geldt als inkomen. Ook is niet relevant of voor het bekostigen van de inleg een lening werd aangegaan, die daarna met de winst wordt terugbetaald. Het is daarom aan eiseres om aan te tonen welke winsten zij met het gokken heeft behaald.
7.4.
Bij een online gokinstelling worden alle gebeurtenissen geregistreerd in het desbetreffende gokaccount van de betrokkene, zodat naar vaste rechtspraak aan de hand daarvan de gokopbrengsten kunnen worden vastgesteld. [4] Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat, doordat eiseres geen volledige overzichten heeft verstrekt van de accounts bij de online gokinstellingen waar zij regelmatig gokte, niet kan worden vastgesteld hoeveel winst zij heeft verkregen uit het gokken bij die online instellingen. Bij online gokinstellingen worden de winsten immers binnen het account geparkeerd. Op de bankrekening zijn deze dus alleen zichtbaar als de accounthouder opdracht geeft deze uit te betalen. Met de verstrekte informatie is alleen zichtbaar dat eiseres in januari 2025 € 4.550,-, in februari 2025 € 4.350,- en in maart 2025 € 300,- via haar gokaccounts op haar bankrekening heeft laten uitbetalen. De omvang van deze bedragen vormde een aanwijzing dat de inkomsten uit gokken van eiseres in de onderzoeksperiode boven de toepasselijke bijstandsnorm lagen. Verweerder heeft niet kunnen vaststellen dat dit niet zo was omdat eiseres geen overzicht van de opbrengsten per inzet per maand op deze accounts heeft verstrekt. Dat de aan deze online gokinstellingen overgemaakte bedragen in januari en februari 2025 meer waren dan de bijgeschreven bedragen, doet daaraan dus niet af. Dit blijkt ook uit het feit dat er in maart 2025 niets is afgeschreven maar wel geld is bijgeschreven door één van de online gokinstellingen.
7.5.
Daarnaast was ook over de bij het fysieke casino verkregen winst meer informatie nodig. Bij gokken in een fysiek casino wordt er op grond van vaste rechtspraak [5] van uitgegaan dat, behoudens tegenbewijs, de winst gelijk is aan de inleg. Eiseres zou op grond van dit uitgangspunt in januari 2025 € 895,-, in februari 2025 € 800,- en in maart 2025 € 216,- aan winsten hebben verkregen uit het gokken in een fysiek casino. [6] Dit zijn immers de door eiseres ingelegde bedragen. Eiseres heeft echter verklaard dat zij de casinowinsten meteen op haar rekening heeft gestort, wat zou betekenen dat zij in januari 2025 € 3.100,- en in februari 2025 € 1.100,- zou hebben gewonnen. Dit rechtvaardigde het vermoeden dat de bij het fysieke casino verkregen winsten hoger lagen dan de inleg die zichtbaar is op de bankrekening. Deze bedragen overschrijden de toepasselijke bijstandsnorm. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat de omvang van de gokwinsten bij het fysieke casino in de te beoordelen periode evenmin kunnen worden bepaald.
Bijschrijvingen van derden
7.6.
Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat de bijschrijvingen van derden op haar rekening leningen betroffen, oordeelt de rechtbank als volgt. In de te beoordelen periode heeft eiseres per maand op periodieke basis aanzienlijke bedragen aan bijschrijvingen van derden ontvangen. Het gaat in januari 2025 om € 820,-, in februari 2025 om € 724,25 en in maart 2025 om € 190,25. Eiseres heeft gesteld dat het leningen betrof, maar ook verklaard hiervan geen administratie te hebben bijgehouden. Zo weet zij niet welk bedrag zij van wie heeft geleend. Dit maakt een terugbetalingsplicht ongeloofwaardig. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid heeft verweerder de overschrijvingen aan derden vergeleken met de ontvangen bedragen. Een verband tussen de overschrijvingen aan derden en de bijschrijving van derden is echter niet te vinden. Verweerder heeft hierin terecht geen aanknopingspunten voor deze stelling van eiseres hoeven zien.

Conclusie en gevolgen

8. Nu eiseres in de onderzoeksperiode aanzienlijke bedragen op haar rekening heeft ontvangen die zij aan levensonderhoud kon besteden en zij geen controleerbare informatie over de herkomst van die bedragen en haar gokwinsten heeft verstrekt, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat de financiële situatie van eiseres in die periode niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Eiseres is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij recht had op bijstand, terwijl dat wel op haar weg lag nu zij de bijstand had aangevraagd. Verweerder heeft daarom de aanvraag terecht afgewezen.
9. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de aanvraag om een bijstandsuitkering heeft afgewezen. In de aanvullende motivering van verweerder ziet de rechtbank geen aanleiding voor een kostenvergoeding, omdat eiseres geen proceskosten heeft gemaakt en ook geen griffierecht heeft hoeven te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Lammerse, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 januari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP1399 en CRvB 14 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:938.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 14 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:937 en van 12 augustus 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1199.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 26 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2320.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 6 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2025:760.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 30 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1789.
6.Zie de uitspraak van de CRvB van 28 mei 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:760.