Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 december 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit Rotterdam, eiser
Samenvatting
terugvordering van € 60.832,08 (netto). Het college heeft aan de intrekking en terugvordering ten grondslag gelegd dat eiser de op hem rustende inlichtingenplicht heeft geschonden en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht heeft op (aanvullende) bijstand. Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze gronden is het beroep beoordeeld. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het college terecht heeft geconcludeerd dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden en terecht € 60.832,08 van eiser heeft teruggevorderd. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond.
Procesverloop
1 november 2025 nadere gronden ingediend.
Totstandkoming van het besluit
mr. T.A. Vermeulen, de advocaat van [naam 1] (hierna: [naam 1]), eigenaar van de huurwoning van eiser, met daarbij een e-mail van eiser. In die e-mail vermeldt eiser dat hij sinds 2013/2014 een bedrag van € 350,- per maand ontvangt van [naam 1] voor werkzaamheden en dat die betalingen plaatsvinden op een bankrekening die op naam van de broer van eiser staat, maar door hem wordt gebruikt.
Het college heeft naar aanleiding van deze melding onderzoek verricht naar op geld
[naam 2], een overzicht over de periode van 2 oktober 2018 tot en met 19 november 2021 ontvangen van de betalingen die [naam 1] aan eiser had gedaan op de bankrekening van eisers broer. In totaal betreft dit een bedrag van € 130.428,66, exclusief de maandelijkse betalingen van € 350,-. Volgens de bewindvoerder had eiser daarnaast ruim een jaar toegang tot de bankrekening van [naam 1] en was hij in het bezit van de app en de bankpas van [naam 1], terwijl [naam 1] op een gesloten afdeling bij Antes verbleef.
Het bestreden besluit
Beroepsgronden
Er is sprake van een opeenvolging van inconsistenties, zoals wijzigingen in de tenlastelegging. Eiser heeft een met arceringen en opmerkingen bewerkte versie van het advies van de bezwaarschriftencommissie overgelegd.
Het bestreden besluit is in strijd met het subsidiariteits-, proportionaliteits-, zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel.
Beoordeling door de rechtbank
1 oktober 2018 tot en met 10 oktober 2023 en twee daaraan gekoppelde PayPal-rekeningen. Eiser heeft evenmin melding gedaan van het feit dat hij over de periode van november/december 2020 tot eind oktober 2021 de beschikkingsmacht had over een bankrekening op naam van [naam 1].
Het college heeft eiser vervolgens verzocht om overlegging van complete bankafschriften zonder weglakkingen en alle afschriften van de PayPal-rekeningen over de periode van
1 oktober 2018 tot en met 31 oktober 2023. Eiser heeft in een reactie van 10 september 2024 op dit verzoek gereageerd met de opmerking: “
Belangrijk was en zijn alle bijschrijvingen en die zijn verstrekt dus hierbij wil ik het laten.” [5]
Over de PayPal-rekeningen heeft eiser gesteld dat maar één PayPal-rekening aan een bankrekening kan worden gekoppeld. Gelet op wat verweerder hierover naar voren heeft gebracht en wat blijkt uit informatie op de site van PayPal hierover, kan dit niet als juist worden aanvaard. Eiser heeft geen inzicht gegeven in deze PayPal-rekening(en), terwijl op een PayPal-rekening geld kan staan zonder dat dit wordt overgeschreven naar de hieraan gekoppelde bankrekening. [6]
Conclusie en gevolgen
mr. Y.E. de Muynck, leden, in aanwezigheid van mr.J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier.