Uitspraak
Intrekking in verband met de auto
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant. Appellant ontving sinds 23 februari 2015 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een signaal dat appellant op 5 september 2018 een Opel Zafira had aangeschaft, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard heeft appellant in april 2019 de bijstand opgeschort en later ingetrokken, omdat hij niet had gemeld dat hij eigenaar was van de auto, wat leidde tot een vermogensoverschrijding. De Raad oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, omdat hij niet had gemeld dat hij een auto bezat, wat relevant was voor zijn recht op bijstand. De waarde van de auto werd vastgesteld op € 12.250,-, wat boven de voor hem geldende vermogensgrens lag. Appellant betwistte de waarde van de auto en stelde dat hij deze voor € 5.400,- had gekocht, maar kon dit niet aannemelijk maken. De Raad bevestigde dat het college terecht de bijstand had ingetrokken en de terugvordering had ingesteld. Daarnaast werd ook de herziening van de bijstand over eerdere maanden bevestigd, omdat appellant geen melding had gemaakt van kasstortingen op zijn bankrekening. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.