In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen. Appellanten, die sinds 1997 bijstand ontvangen, hebben niet gemeld dat zij de beschikking hadden over een gezamenlijke bankrekening met de moeder van appellante. Het college heeft de bijstand herzien en teruggevorderd, wat appellanten betwisten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht heeft gehandeld, omdat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden. De Raad verklaart het hoger beroep voor zover het de verrekening betreft niet-ontvankelijk, maar kent wel schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn in zowel de bestuurlijke als rechterlijke fase. De Raad oordeelt dat de procedure te lang heeft geduurd en kent een schadevergoeding van € 1.500,- toe, waarvan € 93,75 voor het college en € 1.406,25 voor de Staat der Nederlanden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellanten ongegrond had verklaard.