Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2023 in de zaak tussen
[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.De omstandigheid dat eiser op de hoogte was van het oordeel van de arts vormt geen aanwijzing voor het feit dat eiser het besluit van 1 februari 2022 daadwerkelijk heeft ontvangen. Het oordeel van de arts gaat vooraf aan het besluit en is op zichzelf ook geen besluit. Dat aan eiser meerdere brieven zijn verzonden – de brief van 6 mei 2022, het terugvorderingsbesluit van 31 mei 2022, waarin expliciet wordt verwezen naar het besluit van 1 februari 2022, het invorderingsbesluit van 2 juni 2022 en de herinneringsbrief van 30 juni – waarin melding is gemaakt van de uit het besluit van 1 februari 2022 voortvloeiende terugvordering en dat eiser in reactie hierop niet heeft gemeld dat hij het besluit van 1 februari 2022 nooit heeft ontvangen, is naar het oordeel van de rechtbank eveneens onvoldoende om aan te nemen dat eiser het besluit wel moet hebben ontvangen. [4] Punt 51 van het gespreksverslag van 3 juni 2022 levert ook geen contra-indicatie op, omdat de informatie die vanuit eiser komt tijdens het gesprek met de arts opgedaan is. Dat eiser, wanneer ernaar gevraagd wordt, aangeeft geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oordeel van de arts, betekent niet dat hij het besluit van 1 februari 2022 ook daadwerkelijk ontvangen heeft. Het oordeel van de arts is namelijk niet het besluit
.Het aanvragen van de WW-uitkering levert ook geen contra-indicatie op, omdat eiser vanuit de stopzetting van zijn voorschotten WIA, [5] het gesprek met de arts en de brief/brieven die hij wel ontvangen heeft, bekend was met het feit dat hij geen WIA (meer) kreeg. Het telefoongesprek van 6 juli 2022 over de terugvordering levert ook geen contra-indicatie op, omdat het aannemelijk is dat dit telefoongesprek naar aanleiding van (een van de) latere brieven heeft plaatsgevonden. Uit de telefoonnotitie blijkt ook niet dat eiser het besluit van 1 februari 2022 wel ontvangen heeft. [6] Er moet dus vanuit gegaan worden dat het UWV het besluit van 1 februari 2022 op 22 juli 2022 heeft verzonden. [7] Op dat moment ging de bezwaartermijn pas lopen, waardoor het bezwaar van 27 juli 2022 tijdig is ingediend. Het bezwaar is door het UWV dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.