ECLI:NL:RBZWB:2023:9350

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
10590556 EL 23-12 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • G. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en aansprakelijkheid van Dexia in relatie tot tussenpersoon zonder vergunning

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023, staat de effectenleaseovereenkomst centraal die [eiser in conventie01] heeft afgesloten met Dexia Nederland B.V. via de tussenpersoon Spaar Select. De eiser stelt dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomst aan te gaan, terwijl de tussenpersoon niet beschikte over de benodigde vergunning voor beleggingsadvies. De rechtbank heeft vastgesteld dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en dat er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad van Dexia en de schade die [eiser in conventie01] heeft geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser in conventie01] toegewezen, waaronder de verklaring dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en dat de eiser de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is. Dexia is veroordeeld tot schadevergoeding en het betalen van proceskosten. De vorderingen van Dexia in reconventie zijn afgewezen. Deze uitspraak is van belang in het kader van de jurisprudentie rondom effectenleaseovereenkomsten en de aansprakelijkheid van aanbieders van financiële producten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10590556 EL 23-12
vonnis van de kantonrechter van 21 december 2023
in de zaak van
[eiser in conventie01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser in conventie01] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juni 2023;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie.
1.2.
Dexia heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie ingediend.
1.3.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[eiser in conventie01] heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[nummer01]
17-05-2001
Capital Effect Vooruitbetaling 15 jaar
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
03-11-2006
- € 922,73
Gedeeltelijk
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser in conventie01] op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 5.455,80 aan maandtermijnen en een bedrag van € 167,87 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eiser in conventie01] – na verrekening van een bedrag van € 272,87 – € 891,50 aan dividenden ontvangen en € 332,50 aan fiscaal voordeel genoten.
2.4.
De gemachtigde van [eiser in conventie01] , Leaseproces, heeft bij brief van 4 april 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser in conventie01] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser in conventie01] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eiser in conventie01] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser in conventie01] van al datgene dat [eiser in conventie01] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 voor recht zal verklaren dat [eiser in conventie01] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser in conventie01] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 [eiser in conventie01] zal veroordelen om aan Dexia te betalen de som van € 139,71, vermeerderd met wettelijke rente,
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser in conventie01] gesloten overeenkomst met [nummer01] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [eiser in conventie01] verschuldigd is,
 [eiser in conventie01] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventiealgemeen

4.1
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser in conventie01] .
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser in conventie01] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser in conventie01] inmiddels is verjaard. Dit verweer wordt niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser in conventie01] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven.
Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser in conventie01] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser in conventie01] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser in conventie01] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiser in conventie01] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser in conventie01] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser in conventie01] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“ [eiser in conventie01] is voor het eerst in contact gekomen met Spaar Select, doordat medewerkers van Spaar Select het telefonisch hebben benaderd om de mogelijkheden voor vermogensopbouw te bespreken. Een medewerker van Spaar Select stelde voor om een financieel adviesgesprek bij [eiser in conventie01] thuis in te plannen. [eiser in conventie01] stemde hiermee in. Vervolgens heeft een huisbezoek plaatsgevonden met een financieel adviseur van Spaar Select. Tijdens het huisbezoek heeft de adviseur allereerst geïnformeerd naar de financiële situatie en wensen van [eiser in conventie01] . Zo is het salaris en spaargeld van [eiser in conventie01] ter sprake gekomen. Bovendien is gesproken over de wens van [eiser in conventie01] om meer vermogen op te bouwen ter aanvulling op zijn pensioen. De adviseur gaf aan dat hij een geschikt product had om de doelstelling van [eiser in conventie01] te realiseren en adviseerde een Capital Effect product af te sluiten. Volgens de adviseur kon [eiser in conventie01] aanzienlijk vermogen opdoen door zijn spaargeld aan te wenden voor een vooruitbetaling van ongeveer NLG 12.000,- in het Capital Effect. De adviseur gaf aan dat [eiser in conventie01] 20% korting zou krijgen op de inleg door een vooruitbetaling te doen en dat daarmee de eerste winst al geboekt werd. De adviseur benadrukte dat het Capital Effect product een goed product was. Voorts gaf de adviseur aan dat belegd zou worden in bekende en betrouwbare bedrijven, zoals Ahold, Shell, ING en Unilever. De adviseur vertelde dat [eiser in conventie01] eigenaar van de aandelen zou worden. Er werden woorden gebezigd in de trant van: "dit worden jullie aandelen". Volgens de adviseur zou belegd worden in Ahold, Shell, ING en Unilever en vertelde dat die aandelen niet meer door [eiser in conventie01] zelf gekocht konden worden. Bank Labouchere kon die aandelen wel nog voor hem kopen, aldus de adviseur. De adviseur gaf aan dat [eiser in conventie01] na een paar jaar de aandelen weer diende in te leveren bij Bank Labouchere en het rendement dan uitbetaald zou worden. De adviseur heeft [eiser in conventie01] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de vooruitbetaling de rentelasten voor een andere lening (de effectenleaseovereenkomst) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. [eiser in conventie01] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De adviseur heeft de aanvraag voor de overeenkomst(…)in gang gezet. Vervolgens is de overeenkomst door [eiser in conventie01] ondertekend. De adviseur heeft ervoor gezorgd dat de ondertekende overeenkomst in goede orde bij Bank Labouchere is aangekomen. [eiser in conventie01] heeft de Capital Effect overeenkomst(…) afgesloten en heeft hierbij in totaal een bedrag van NLG 12.023,- vooruitbetaald. Om deze vooruitbetaling te doen heeft [eiser in conventie01] zijn spaargeld aangewend voor de Capital Effect overeenkomst.”
4.8.
[eiser in conventie01] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 15 mei 2001 op naam van [eiser in conventie01] , voorzien van het logo van Spaar Select, een stempel met de tekst “
[adviseur01] (…) [plaats01] (…)”, ATP-nummer
[nummer02], naam adviseur:
[adviseur01]en (handgeschreven) het contractnummer [nummer01] , dat – per fax – op 16 mei 2001 is doorgezonden door Spaar Select [plaats01] ,
- een kopie van de overeenkomst van 18 mei 2001 met contractnummer [nummer01] , voorzien van het adviseursnummer:
[nummer02] -Spaar Select B.V.en een stempel met de tekst:
“ [adviseur01] (…) [plaats01] (…)”.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser in conventie01] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiser in conventie01] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiser in conventie01] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiser in conventie01] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiser in conventie01] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon Spaar Select een op de persoon van [eiser in conventie01] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser in conventie01] , had zij behoren te weten dat [eiser in conventie01] door de tussenpersoon is geadviseerd. [5]
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser in conventie01] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser in conventie01] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser in conventie01] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser in conventie01]4.12. De door [eiser in conventie01] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser in conventie01] heeft gehandeld door [eiser in conventie01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser in conventie01] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser in conventie01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. De verklaring voor recht dat de restschuld niet verschuldigd is zal eveneens worden toegewezen.
4.13.
De als gevolg hiervan door [eiser in conventie01] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser in conventie01] niet is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser in conventie01] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
vorderingen van Dexia
4.15.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.16.
Omdat [eiser in conventie01] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser in conventie01] gevallen. De proceskosten van [eiser in conventie01] /Dexia worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 528,00 (2 x tarief € 264,00)
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 875,14, en in reconventie op nihil.
4.17.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser in conventie01] heeft gehandeld door [eiser in conventie01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser in conventie01] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser in conventie01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
verklaart voor recht dat [eiser in conventie01] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.3.
veroordeelt Dexia om aan [eiser in conventie01] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.4.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 875,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.5.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerder in reconventie01] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. Van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.