In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 januari 2023, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende had voor de jaren 2011 en 2013 een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ingediend, welke door de inspecteur op 9 april 2021 zijn afgewezen omdat deze verzoeken buiten de geldende termijn waren ingediend. De rechtbank heeft de beroepen op 20 december 2022 behandeld, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank concludeert dat de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht zijn afgewezen, omdat deze na de vijfjaarstermijn waren ingediend. De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding en dat de inspecteur niet op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van de wettelijke termijn hoeft af te wijken. De rechtbank wijst ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de behandeling binnen de redelijke termijn van 24 maanden heeft plaatsgevonden. De uitspraak eindigt met de beslissing dat de beroepen ongegrond zijn en dat de belanghebbende geen recht heeft op schadevergoeding.