[naam 1 en naam 2] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
Ongeveer een jaar voor het aangaan van de twee Pensioen Effect overeenkomsten was [naam 1 en naam 2] in contact gekomen met een adviseur van Spaar Select. te weten de heer [adviseur 1] (hierna: [adviseur 1] ). [adviseur 1] was een kennis van de werkgever van [naam 1] en zodoende is [naam 1 en naam 2] met [adviseur 1] in contact gekomen. [adviseur 1] kwam betrouwbaar en deskundig op [naam 1 en naam 2] over. Met [adviseur 1] is gesproken over de financiële situatie en wensen van [naam 1 en naam 2] Hierbij kwam het inkomen en de hypothecaire situatie van [naam 1 en naam 2] ter sprake. Daarnaast is gesproken over de wens van [naam 1 en naam 2] om met 55-jaar te stoppen met werken. [adviseur 1] adviseerde [naam 1 en naam 2] om zijn hypotheek te verhogen en het vrijgekomen geld in een depot van Delta Lloyd te storten. Vanuit het depot werd dan op jaarbasis een bedrag van NLG 9.000,- onttrokken om de premie van een Delta Lloyd lijfrentepolis te betalen. Deze constructie was uitgedacht en geadviseerd door [adviseur 1] om de wens van [naam 1 en naam 2] om eerder te stoppen met werken te kunnen realiseren. [naam 1 en naam 2] vertrouwde op het advies van [adviseur 1] en heeft het advies van [adviseur 1] opgevolgd. Er is een hypothecaire lening van NLG 104.000,- afgesloten. In 2000 heeft een andere adviseur van Spaar Select, te weten [adviseur 2] (hierna: [adviseur 2] ) contact opgenomen met [naam 1 en naam 2] [adviseur 2] was in de plaats getreden van [adviseur 1] . Deze adviseur is vervolgens meerdere malen bij [naam 1 en naam 2] thuis geweest. [adviseur 2] was door het eerdere contact van [naam 1 en naam 2] al op de hoogte van de financiële situatie. Daarnaast is nog wel gesproken over het inkomen, de rendement rekening, de dividendrekening en de spaarloonregeling van [naam 1 en naam 2] Ook is de hypothecaire situatie van [naam 1 en naam 2] besproken. [adviseur 2] bracht [naam 1 en naam 2] eind 2000 op de hoogte dat, vanwege een wijziging in de belastingwetgeving ten aanzien van de aftrek van lijfrentepremies, het beoogde doelvermogen om eerder te kunnen stoppen met werken niet meer realiseerbaar was via de huidige constructie, te meer er voor de periode 55 jaar - 65 jaar geen pensioen meer werd opgebouwd en het eerder beoogde vermogen slechts 50% omvatte van het bestaande inkomen. Om die reden adviseerde [adviseur 2] om het door [adviseur 1] opgestelde financiële planning aan te passen. [adviseur 2] gaf na dit gesprek aan dat hij het een en ander voor [naam 1 en naam 2] op papier zou zetten. [adviseur 2] is vervolgens vertrokken om een persoonlijk financieel plan op te stellen en heeft deze tijdens een opvolgend huisbezoek mondeling met [naam 1 en naam 2] besproken. Uit het plan blijkt dat het inkomen en de functie van [naam 1 en naam 2] met [adviseur 2] zijn besproken. Tevens blijkt uit het plan dat met [adviseur 2] is gesproken over de rendement rekening, de dividendrekening en de spaarloonregeling van [naam 1 en naam 2] . Daarnaast blijkt uit het plan dat is gesproken over de hypothecaire situatie van [naam 1 en naam 2] Hierbij is ook de eerder geadviseerde hypothecaire lening van NLG 104.000,- opgenomen in het plan. Vervolgens is door [adviseur 2] opgenomen in het plan dat de financiële planning van [adviseur 1] een start was om de wens om eerder te kunnen stoppen met werken. [adviseur 2] adviseerde aan [naam 1 en naam 2] om een wijziging in de financiële planning door te voeren. [adviseur 2] adviseerde aan [naam 1 en naam 2] om het beleggingsdepot bij Delta Lloyd, alsmede de jaarlijkse premie in de Delta Lloyd lijfrentepolis af te vlakken. [adviseur 2] had een nieuw advies voor [naam 1 en naam 2] om alsnog het benodigde doelvermogen te bereiken, waarbij ook een oplossing voor de periode 55 - 65 jaar werd gerealiseerd. [naam 1 en naam 2] diende een groot deel van het Delta Lloyd be!eggingsdepot op te nemen en tezamen met aanwezig spaartegoed op een rendement rekening op een depot te storten bij Bank Labouchere waaruit maandelijks een bedrag werd onttrokken om twee Pensioen Effect overeenkomsten van Bank Labouchere te betalen. Onder het kopje "Financiële Planning Spaar Select" is door [adviseur 2] benoemd dat [naam 1 en naam 2] op basis van de vorige financiële planning een extra hypotheek heeft opgenomen van NLG 104.000,- en hiervan NLG 100.000,- in een beleggingsdepot van Delta Lloyd heeft gestort. Hiervan stond in 2000 nog NLG 82.000,- in het beleggingsdepot. [adviseur 2] adviseerde om NLG 28.000,- in het depot te laten staan. Voorts diende het beleggingsdepot bij Delta Lloyd deels in stand gehouden te worden om jaarlijks een bedrag van NLG 2.283,- (het nog aftrekbare bedrag voor de belastingen) te onttrekken om de lijfrentepolis van Delta Lloyd (waarvoor de jaarpremie werd verlaagd) te voldoen. Bij een depotrendement van 9% kon [naam 1] 16 jaar lang een bedrag van NLG 2.283,- zonder dat het depot zou leeglopen. Na 16 jaar zou het bedrag van NLG 29.000,- nog steeds op het beleggingsdepot staan. Het beleggingsdepot bij Delta Lloyd, het depot bij Bank Labouchere, het toekomstig opgebouwde kapitaal van de Delta Lloyd lijfrentepolis en het toekomstig opgebouwde kapitaal uit de Pensioen Effect overeenkomsten, zouden bij 55 jaar het benodigde kapitaal opleveren om dan te kunnen stoppen met werken, waarbij ook een voorziening was getroffen om de periode 55 - 65 jaar te overbruggen qua inkomen, maar ook qua misgelopen pensioenopbouw. [adviseur 2] liet voor het Pensioen Effect rekenvoorbeelden zien van het kapitaal dat opgebouwd zou worden. Uit deze overeenkomsten zou na 16 jaar op basis van een 12,5% rendement per jaar een belastingvrije uitkering van NLG 347.391,94 volgen. Daarom was het Pensioen Effect het geschikte product voor [naam 1 en naam 2] [adviseur 2] sprak zeer lovend over het product. De risico's zijn geheel niet besproken. [naam 1 en naam 2] wist niet dat het Pensioen Effect in werkelijkheid een grote lening was en zijn investering voornamelijk (verschuldigde) rente was. Het was [naam 1 en naam 2] niet duidelijk dat hij zijn investering geheel kon verliezen en zelfs nog een restschuld kon overhouden. Daar heeft [adviseur 2] niet over gesproken. Indien [naam 1 en naam 2] op de hoogte was van de risico's dan had hij de overeenkomsten niet afgesloten.
Uiteindelijk adviseerde [adviseur 2] mondeling om de inleg van de Pensioen Effect overeenkomsten vooruit te betalen in plaats van maandelijks te betalen, zoals benoemd in het plan. Het advies van de vooruitbetaling blijkt tevens uit het aanvraagformulier welke door [adviseur 2] is ingevuld in de woonplaats van [naam 1 en naam 2] weet niet meer wat de reden is geweest dat de Pensioen Effect overeenkomsten uiteindelijk voor vijf jaar zijn vooruitbetaald in plaats van dat deze uit een depot van Bank Labouchere werden betaald. Mogelijk is deze verwarring ontstaan vanwege het beleggingsdepot dat bij Delta Lloyd liep. Er is geen beleggingsdepot bij Bank Labouchere afgesloten. Ook in het gesprek om het Financieel Plan te bespreken zijn de risico' s en de werkelijke aard van de Pensioen Effect overeenkomsten onbesproken gelaten. [naam 1 en naam 2] had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [naam 1 en naam 2] vertrouwde op de deskundigheid van [adviseur 2] en heeft het advies van [adviseur 2] opgevolgd. [naam 1 en naam 2] heeft twee Pensioen Effect overeenkomsten met een vooruitbetaling van NLG 28.733,29 per overeenkomst afgesloten. Deze overeenkomsten zijn wel vooruitbetaald uit gelden die afkomstig waren uit het deels tot uitkering laten komen van de Delta Lloyd belegginsdepot. [adviseur 2] heeft vervolgens diverse formulieren ter ondertekening voorgelegd, waaronder de aanvraagformulieren van de twee Pensioen Effect overeenkomsten. Deze heeft [adviseur 2] vervolgens aan Bank Labouchere toegezonden. Vervolgens zijn de twee overeenkomsten Pensioen Effect ter ondertekening aan [naam 1 en naam 2] voorgelegd.