In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van 9 november 2023. In die uitspraak werd de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen negen weken op het bezwaar van eiseres te beslissen. Eiseres stelt nu dat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft tot het indienen van een beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en bepaalt dat verweerder dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. Eiseres krijgt gelijk, en verweerder wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres. De rechtbank wijst erop dat het niet aan haar is om een structurele oplossing voor de capaciteitsproblemen van verweerder te bieden, en dat de opgelegde dwangsom in lijn is met het landelijke beleid.