ECLI:NL:RBZWB:2024:6247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
10642735 EL 23-10 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Otten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en onrechtmatige advisering door tussenpersoon

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een effectenleaseovereenkomst die door de eisers in conventie is afgesloten met Dexia Nederland B.V. De eisers, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, hebben vorderingen ingesteld tegen Dexia, waarbij zij stellen dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door hen als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De procedure begon met een dagvaarding op 27 juli 2023, gevolgd door verschillende conclusies van partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers schade hebben geleden door de onrechtmatige daad van Dexia, die haar zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank oordeelt dat Dexia aansprakelijk is voor de schade die de eisers hebben geleden, bestaande uit de betaalde termijnen en de niet vergoede restschuld. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers toegewezen en Dexia veroordeeld tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De vorderingen van Dexia in reconventie zijn afgewezen. De uitspraak is gedaan op 22 augustus 2024.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10642735 EL 23-10
Vonnis van 22 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiser in conventie 1] ,

2. [eiser in conventie 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces ,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eisers in conventie / verweerders in reconventie] (mannelijk enkelvoud) en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 juli 2023;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[eisers in conventie] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer 1]
7-7-2000
AEX Plus Effect
II.
[contractnummer 2]
26-10-2000
AEX Plus Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
22-11-2012
€ 535,85
Ja, door Dexia
II.
22-11-2012
€ 360,30
Ja, door Dexia
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eisers in conventie] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 20.761,35 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eisers in conventie] geen bedrag aan dividenden ontvangen en € 244,15 aan fiscaal voordeel genoten.
2.4.
De gemachtigde van [eisers in conventie] , Leaseproces , heeft bij brief van 25 januari 2007 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eisers in conventie] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voorwaardelijk:
 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst aan [eisers in conventie] te verstrekken,
- onvoorwaardelijk:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers in conventie] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eisers in conventie] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eisers in conventie] van al datgene dat [eisers in conventie] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 voor recht zal verklaren dat [eisers in conventie] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eisers in conventie] met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat Dexia niets meer aan [eisers in conventie] verschuldigd is, met veroordeling van [eisers in conventie] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

algemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eisers in conventie] .
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eisers in conventie] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eisers in conventie] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eisers in conventie] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [tussenpersoon 1] B.V. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eisers in conventie] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eisers in conventie] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eisers in conventie] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eisers in conventie] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eisers in conventie] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eisers in conventie] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“(…) [eisers in conventie] heeft contact opgenomen met [tussenpersoon 1] naar aanleiding van een advertentie. Tijdens dit telefoongesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële wensen van [eisers in conventie] heeft bij de adviseur aangegeven dat hij graag vermogen wilde opbouwen om een nieuwe auto te kopen voor [eisers in conventie] . De adviseur gaf aan dat hij hier een geschikt product voor had en adviseerde [eisers in conventie] om een kredietovereenkomst ter hoogte van NLG 48.200,- af te sluiten en hiervan een bedrag van NLG 45.071,- aan te wenden voor een nieuwe auto. Onder bemiddeling van de adviseur is een kredietovereenkomst afgesloten op 28 juni 2000. (…) Vervolgens adviseerde de adviseur om een AEX Plus Effect product af te sluiten teneinde het krediet af te lossen. Volgens de adviseur zou [eisers in conventie] hoge rendementen behalen, als hij een AEX Plus Effect overeenkomst met een maandbetaling van NLG 150,- zou afsluiten. Volgens de adviseur zou deze constructie een relatieve goedkope manier voor [eisers in conventie] zijn om veel vermogen op te bouwen. De adviseur benadrukte dat [eisers in conventie] de lening in vijf jaar zou kunnen aflossen met de winst van de AEX Plus Effect overeenkomst. Zodoende heeft [eisers in conventie] op 7 juli 2000 een AEX Plus Effect overeenkomst afgesloten. (…) Na het afsluiten van de kredietovereenkomst van 28 juni 2000 heeft de adviseur [eisers in conventie] ongevraagd telefonisch benaderd teneinde de mogelijkheden voor vermogensopbouw te bespreken. Tijdens het telefoongesprek heeft [eisers in conventie] aangegeven dat hij meer vermogen wilde opbouwen ter aanvulling van zijn financiële reserve. Volgens de adviseur kon [eisers in conventie] zijn financiële reserve opbouwen door een nieuwe kredietovereenkomst ter hoogte van NLG 102.000,- af te sluiten. Onder bemiddeling van de adviseur is derhalve een tweede kredietovereenkomst afgesloten op 13 oktober 2000. (…) Vervolgens gaf de adviseur aan dat de lening afgelost kon worden middels de winst van een nieuwe AEX Plus Effect product. De adviseur adviseerde derhalve om een tweede AEX Plus Effect overeenkomst met een maandbetaling van NLG 150,- af te sluiten. Volgens de adviseur zou [eisers in conventie] aanzienlijk vermogen behalen. Zodoende heeft [eisers in conventie] op 26 oktober 2000 een AEX Plus Effect overeenkomst afgesloten. (…) De adviseur heeft [eisers in conventie] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft de adviseur er niet op gewezen dat met een lening (de kredietovereenkomsten) de rentelasten voor een andere lening (de effectenleaseovereenkomsten) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomsten. [eisers in conventie] had geen kennis van complexe financiële producten. [eisers in conventie] vertrouwde volledig op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd. [eisers in conventie] heeft twee AEX Plus Effect overeenkomsten afgesloten en hierbij maandelijkse een totaalbedrag van NLG 300,- (afzonderlijk NLG 150,-) betaald. (…) De adviseur heeft de aanvraagformulieren digitaal ingevuld en per post naar [eisers in conventie] verzonden. Vervolgens heeft [eisers in conventie] de aanvraagformulieren ondertekend en geretourneerd naar de adviseur. Daarnaast heeft de adviseur de overeenkomsten ter ondertekening per post naar [eisers in conventie] verzonden. [eisers in conventie] heeft de overeenkomsten ondertekend en geretourneerd naar de adviseur. Vervolgens heeft de adviseur ervoor gezorgd dat de overeenkomsten in goede orde bij Bank Labouchere zijn aangekomen. (…)”.
4.8.
[eisers in conventie] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 28 juni 2000 op naam van [eisers in conventie] , waarop ATP-nummer [adviseursnummer] is ingevuld,
- een kopie van de tussen Direktbank N.V. en [eisers in conventie] gesloten kredietovereenkomst van 28 juni 2000, waarop staat vermeld dat deze tot stand is gekomen door tussenkomst van [tussenpersoon 2] te [plaats] ,
- een kopie van de overeenkomst van 7 juli 2000 met contractnummer [contractnummer 1] , voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer] - [tussenpersoon 1],
- een kopie van het aanvraagformulier van 13 oktober 2000 op briefpapier van [tussenpersoon 1] op naam van [eisers in conventie] , waarop ATP-nummer [adviseursnummer] is ingevuld,
- een kopie van de tussen Direktbank N.V. en [eisers in conventie] gesloten kredietovereenkomst van 13 oktober 2000, waarop staat vermeld dat deze tot stand is gekomen door tussenkomst van [tussenpersoon 2] te [plaats] ,
- een kopie van de overeenkomst van 26 oktober 2000 met contractnummer [contractnummer 2] , voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer] - [tussenpersoon 1],
- een kopie van een uittreksel van de KvK van [tussenpersoon 1] B.V. , met als handelsnamen onder meer [tussenpersoon 1] en [tussenpersoon 2] , met als beschrijving van de werkzaamheden ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten:
‘Bemiddeling in: financieringen, verzekeringen hypotheken, sparen en beleggen.’.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eisers in conventie] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eisers in conventie] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eisers in conventie] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eisers in conventie] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eisers in conventie] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eisers in conventie] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eisers in conventie] , had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomst met [eisers in conventie] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eisers in conventie] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eisers in conventie] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eisers in conventie] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eisers in conventie] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eisers in conventie] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eisers in conventie]4.12. De door [eisers in conventie] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers in conventie] heeft gehandeld door [eisers in conventie] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers in conventie] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers in conventie] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. Bij de gevorderde verklaring voor recht, dat de restschuld niet verschuldigd is, is geen belang, omdat geen sprake is van een restschuld. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
4.13.
De als gevolg hiervan door [eisers in conventie] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eisers in conventie] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eisers in conventie] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
vorderingen Dexia
4.15.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.16.
Omdat [eisers in conventie] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eisers in conventie] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [eisers in conventie] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 677,50 (2,5 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.027,64.
4.17.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers in conventie] heeft gehandeld door [eisers in conventie] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers in conventie] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers in conventie] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eisers in conventie] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.3.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 1.027,64, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.4.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerders in reconventie] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. Otten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.