In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 14 december 2023. In die uitspraak is bepaald dat verweerder, de Dienst Toeslagen, binnen zes weken moet beslissen op het bezwaar van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens haar niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, de betrokkene daartegen in beroep kan gaan. Voordat beroep kan worden ingesteld, moet de betrokkene het bestuursorgaan per brief laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. In dit geval heeft de rechtbank in haar eerdere uitspraak al een termijn gesteld waarbinnen verweerder een beslissing moest nemen. Verweerder heeft echter niet binnen deze termijn een besluit genomen, waardoor de rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt verweerder een beslistermijn op van twee weken na verzending van deze uitspraak om alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Daarnaast wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt. De rechtbank bepaalt verder dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres moet betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en is openbaar gemaakt op 10 december 2024.