In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van 14 maart 2024. In die uitspraak werd de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen twee weken te beslissen op de bezwaren van eiser. Eiser stelt dat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft voor het indienen van een nieuw beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en legt een nieuwe beslistermijn op van twee weken na verzending van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt. Eiser krijgt ook een vergoeding voor griffierecht en proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank benadrukt dat de dwangsom pas stopt met lopen als op alle bezwaarschriften van eiser is beslist. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.