In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2025, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres had eerder een uitspraak van de rechtbank van 30 april 2024, waarin verweerder werd opgedragen binnen twee weken op haar bezwaar te beslissen. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt verweerder een termijn op van twee weken na verzending van deze uitspraak om alsnog een besluit te nemen op het bezwaar. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50. De rechtbank wijst erop dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de forfaitaire proceskostenvergoeding rechtvaardigen.