Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaken tussen
de inspecteur van de belastingdienst (de inspecteur).
Inleiding
- 2018 (zaaknummer 24/472);
- 2019 (zaaknummer 24/473);
- 2020 (zaaknummer 24/474).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting. De belanghebbende, gevestigd in Duitsland, had een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de inspecteur van de belastingdienst, die op 6 december 2023 de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2018, 2019 en 2020 had afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht geen teruggaven heeft verleend. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar het Unierecht en de Hoge Raad, die eerder heeft beslist dat buitenlandse beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen, en heeft geconcludeerd dat zelfs als er sprake zou zijn van een ongerechtvaardigde belemmering van het vrije verkeer van kapitaal, dit de belanghebbende niet zou baten. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.