Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in 2008 inkomsten uit royalty’s heeft genoten tot een bedrag van € 3.869.579. De rechtbank neemt daarbij het volgende, in onderlinge samenhang bezien, in aanmerking.
Belanghebbende en [persoon 1] hebben de FFR-methode ontwikkeld, die [AB] verder heeft ontwikkeld en gecommercialiseerd. Hiervoor zouden belanghebbende en [persoon 1] royalty’s kunnen gaan ontvangen (zie 3.2).
In een e-mail van belanghebbende aan [zwager belanghebbende] en [persoon 1] van 26 november 2006 wordt gesproken over een foutje dat in de getallen is geslopen en uit het antwoord van [zwager belanghebbende] van diezelfde datum volgt dat dat foutje in een spread-sheet staat (zie 3.11). Belanghebbende kan zich niet herinneren waarop de e-mail betrekking had. De rechtbank acht aannemelijk dat dit spread-sheet een excel-bestand betreft dat soortgelijk is aan het bij [zwager belanghebbende] aangetroffen excel-bestand (zie 3.12).
Voorafgaand aan het op 9 januari 2008 door [zwager belanghebbende] en [AB] sluiten van een royaltyovereenkomst heeft de directeur van [AB] niet alleen met [zwager belanghebbende] gesproken, maar ook met belanghebbende en [persoon 1] (zie 3.17). Hieruit volgt dat belanghebbende en [persoon 1] ook nadat zij hun recht op royalty’s zouden hebben overgedragen aan [zwager belanghebbende] (zie 3.3) betrokken bleven bij de ontwikkeling en commercialisering van de FFR-methode.
In de op 9 januari 2008 door [zwager belanghebbende] met [AB] gesloten royaltyovereenkomst (zie 3.6) staat dat [zwager belanghebbende] recht heeft op royalty’s omdat hij (onder meer) technische ondersteuning verleent aan [AB] (t.a.v. de FFR-methode), terwijl [zwager belanghebbende] niet in staat was dit te doen nu hij daarvoor de kennis niet had (zie de getuigenverklaring van [persoon 1] zoals weergegeven in 3.10). In de hiervoor bedoelde getuigenverklaring merkt [persoon 1] op dat hij en belanghebbende regelmatig technische advies hebben gegeven (aan [AB] ). Ook hieruit volgt dat belanghebbende en [persoon 1] betrokken bleven bij de ontwikkeling en commercialisering van de FFR-methode.
In het in 3.12 bedoelde excel-bestand, welk bestand [zwager belanghebbende] tijdens een huiszoeking op 20 februari 2009 probeerde te verstoppen (zie 3.10) en welk bestand een overzicht geeft van ontvangen royalty’s en de verkoop van royaltyrechten aan [AB] , staat dat nog € 7.738.909,87 is te voldoen aan [belanghebbende] (de roepnaam van belanghebbende en [persoon 1] (de roepnaam van [persoon 1] ). Dat belanghebbende en [persoon 1] ieder recht hebben op de helft van € 7.738.909,87 (= € 3.869.455) wordt mede ondersteund door het feit dat in het excel-bestand melding wordt gemaakt van de bedragen van € 2.300.000 die belanghebbende en [persoon 1] reeds eerder (in oktober 2007) hadden ontvangen van [zwager belanghebbende] (zie 3.5). Deze bedragen zijn door hen oorspronkelijk aangemerkt als schenkingen. Later is in het kader van een compromis een bedrag van € 2.000.000 als winst bij belanghebbende in de heffing betrokken (zie 3.13). Het bedrag van € 2.300.000 vormt nagenoeg exact 1/3 deel van de (volgens het excel-bestand) tot 2008 ontvangen royalty’s. De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende (samen met zijn gezin) het bedrag van € 2.300.000 heeft ontvangen als rechthebbende (jegens [zwager belanghebbende] of jegens [AB] ) op een bedrag ter grootte van 1/3 deel van de tot 2008 vastgestelde royalty’s. De verklaring van belanghebbende dat [zwager belanghebbende] het bedrag aan belanghebbende geschonken heeft omdat [zwager belanghebbende] miljardair was geworden en aan [persoon 1] omdat [persoon 1] iets voor hem had gedaan acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Nu belanghebbende steeds recht heeft behouden op een bedrag ter grootte van 1/3 deel van de royalty’s is het aannemelijk dat hij datzelfde recht heeft bij beëindiging van de royalty-overeenkomst.
In de tussen [zwager belanghebbende] en [AB] gesloten overeenkomst van beëindiging van de royaltyovereenkomst van 16 december 2008 (zie 3.7), staat dat [zwager belanghebbende] recht heeft op betaling van SEK 125.000.000 en dat dat bedrag uiterlijk 31 december 2008 aan [zwager belanghebbende] zou worden betaald. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de inspecteur dat het bedrag van SEK 125.000.000 gelijk was aan € 11.193.595,47, welk bedrag wordt genoemd in het in 3.12 bedoelde excel-bestand. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, vanaf 16 december 2008 een vordering op [AB] dan wel [zwager belanghebbende] ter grootte van een derde van de beëindigingsvergoeding van € 11.193.595,47. Dit bedrag behoort in 2008 als resultaat uit overige werkzaamheid tot het belastbaar inkomen uit werk en woning van belanghebbende.
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn vordering op [zwager belanghebbende] niets waard was, of dat deze vordering per 31 december 2008 een lagere waarde had. Belanghebbende heeft slechts verklaringen overgelegd van personen die geen van belanghebbende onafhankelijke derden zijn. Bovendien worden deze verklaringen niet ondersteund door enig objectief controleerbaar bewijs.