ECLI:NL:RBZWB:2025:6269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
BRE 25/3582
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door Dienst Toeslagen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 10 december 2024. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens haar niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, de betrokkene daartegen in beroep kan gaan. Voordat beroep kan worden ingesteld, moet de betrokkene het bestuursorgaan per brief laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). In dit geval heeft verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit genomen op de aanvraag van eiseres.

De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een vooraankondiging aan eiseres moet verzenden. Tegen deze vooraankondiging kan eiseres een zienswijze indienen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 250,- per dag met een maximum van € 37.500,- voor het niet tijdig nemen van een besluit. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50. De rechtbank overweegt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de forfaitaire proceskostenvergoeding rechtvaardigen.

De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en openbaar gemaakt op 15 september 2025. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit, en legt verweerder de genoemde termijnen en dwangsommen op.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3582

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak),
en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 10 december 2024. [1] In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens haar niet heeft gedaan.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
3. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat echtbank in de uitspraken van 9 mei 2023 [3] , 13 februari 2024 [4] en 10 december 2024 al een termijn heeft gesteld waarbinnen verweerder een beslissing moest nemen. [5]
4. Verweerder heeft niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit genomen op de aanvraag van eiseres.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak een vooraankondiging verzenden aan eiseres. Tegen de vooraankondiging kan eiseres een zienswijze indienen. Na ontvangst van deze zienswijze of nadat de termijn van zes weken voor het indienen van de zienswijze ongebruikt is verstreken, heeft verweerder nog twee weken om een besluit op de aanvraag bekend te maken.
5.1.
Verweerder verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023. [6] De rechtbank ziet in deze situatie echter geen aanleiding om die lijn te volgen, omdat de rechtbank bij haar uitspraak van 9 mei 2023 al een langere termijn heeft gegeven.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
6. Volgens het landelijke beleid [7] wordt in gevallen als deze, waarin verweerder na een door de rechter gestelde termijn nog steeds geen besluit heeft genomen, de dwangsom bepaald op € 250,- per dag met een maximum van € 37.500,-. Als de (eerste) termijn voor het verzenden van de vooraankondiging wordt overschreden geldt dat deze dwangsom stopt met lopen als de vooraankondiging is verzonden. Indien de (tweede) termijn voor het nemen van een besluit wordt overschreden, dan loopt de dwangsom (verder) tot op het moment dat het besluit bekend is gemaakt. De rechtbank ziet nog geen aanleiding om een hogere dwangsom, zoals verzocht door eiseres, op te leggen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, verweerder de onder 5. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 6. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
7.2.
Eiseres heeft verzocht om af te wijken van het voorstaande en verweerder te veroordelen in de werkelijke proceskosten. De rechtbank overweegt dat het op artikel 8:75 van de Awb gebaseerde Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) de vergoeding van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand regelt. Uitgangspunt van het Bpb is dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend. In artikel 2, derde lid, van het Bpb is neergelegd dat hiervan in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiseres door de werkwijze en besluitvorming van verweerder inzake het niet tijdig beslissen op de aanvraag gedwongen werd tot het inroepen van rechtshulp waar een meer dan normale tijdsbesteding mee was gemoeid. Nu geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Bpb, bestaat voor toekenning van een andere dan de forfaitaire proceskostenvergoeding geen grond.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een vooraankondiging aan eiseres te verzenden;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze of nadat de termijn van zes weken voor het indienen van de zienswijze ongebruikt is verstreken een besluit op de aanvraag van eiseres bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij (een van de) de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 15 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.BRE 24/6359, ECLI:NL:RBZWB:2024:8430.
2.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3.BRE 23/1950, ECLI:NL:RBZWB:2023:3100.
4.BRE 23/12217, ECLI:NL:RBZWB:2024:864.
7.Extra dwangsom bij te late beslissing van de overheid, te vinden op rechtspraak.nl.