In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend op 9 april 2021, maar de Dienst Toeslagen heeft nagelaten om binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit te nemen. De rechtbank had in eerdere uitspraken, op 9 mei 2023 en 13 februari 2024, al aangegeven dat er een termijn moest worden gesteld voor het nemen van een besluit. Eiseres stelt nu dat de Dienst Toeslagen niet heeft voldaan aan deze verplichting, wat aanleiding geeft voor haar beroep.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat eiseres in haar gelijk wordt gesteld. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank legt de Dienst Toeslagen een dwangsom op van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de termijn voor het nemen van een besluit wordt overschreden. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na de uitspraak een vooraankondiging aan eiseres moet verzenden, en dat er binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze of na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de zienswijze een besluit moet worden genomen.
Daarnaast wordt de Dienst Toeslagen veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres, en moet het griffierecht van € 51,- worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.