ECLI:NL:RVS:2025:2130
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet in behandeling name van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 maart 2025. De rechtbank had het beroep van de betrokkene, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, gegrond verklaard. De minister had deze aanvraag op 30 januari 2025 niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen, met inachtneming van de uitspraak. De minister ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag behandeld of de betrokkene bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt om verstoken te blijven van opvang. De Afdeling heeft deze vraag beantwoord in een eerdere uitspraak van 14 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1080, en concludeert dat de grief van de minister slaagt. Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De Afdeling oordeelt dat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, waardoor het beroep van de betrokkene alsnog ongegrond is verklaard. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 12 mei 2025.