ECLI:NL:RVS:2025:2130

Raad van State

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
202501684/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet in behandeling name van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 maart 2025. De rechtbank had het beroep van de betrokkene, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, gegrond verklaard. De minister had deze aanvraag op 30 januari 2025 niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen, met inachtneming van de uitspraak. De minister ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag behandeld of de betrokkene bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt om verstoken te blijven van opvang. De Afdeling heeft deze vraag beantwoord in een eerdere uitspraak van 14 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1080, en concludeert dat de grief van de minister slaagt. Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De Afdeling oordeelt dat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, waardoor het beroep van de betrokkene alsnog ongegrond is verklaard. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 12 mei 2025.

Uitspraak

202501684/1/V3.
Datum uitspraak: 12 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 maart 2025 in zaak nr. NL25.5792 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2025 heeft de minister een aanvraag van betrokkene om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 18 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M.B. Ullah, advocaat in Rotterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De in de enige grief opgeworpen rechtsvraag of betrokkene bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt om verstoken te blijven van opvang en hij daar effectief tegen de weigering van opvang op kan komen, heeft de Afdeling bij uitspraak van 14 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1080, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak, die hier van overeenkomstige toepassing zijn, vloeit voort dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 maart 2025 in zaak nr. NL25.5792;
III.      verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2025
846-1149