Uit EU-VIS is gebleken dat eiser op 15 december 2024 door Bulgarije in het bezit
is gesteld van een visum dat geldig was van 26 december 2024 tot 26 maart 2025. Het visum was dus nog geldig op het moment van eisers asielaanvraag in Nederland. Verweerder heeft daarom op 7 april 2025 de autoriteiten van Bulgarije verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening.
Op 6 juni 2025 zijn de autoriteiten van Bulgarije met het overnameakkoord gegaan op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening.
Volgens eiser is er in Bulgarije sprake van systeemfouten in de asielprocedure en de
opvangvoorzieningen die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) en artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser verwijst in dit verband naar het meest recente AIDA-rapport Bulgarije Update 2024 van maart 2025 en naar landeninformatie van VluchtelingenWerk Nederland. Voedsel en onderdak voor niet kwetsbare Dublinterugkeerders is afhankelijk van de beperkte nationale opvangcapaciteit en beschikbaarheid.
Het AIDA-rapport van maart 2025 vermeldt bovendien specifiek dat Turkse asielzoekers discriminerend worden behandeld, wat heeft geleid tot extreem lage inwilligingspercentages van asielaanvragen van deze groep. Ook eiser loopt bij een terugkeer naar Bulgarije het risico zonder een inhoudelijke toetsing van zijn beschermingsbehoefte te worden teruggestuurd naar Turkije.
Voorts blijkt uit dit rapport dat Turkije inmiddels is aangewezen als veilig land van herkomst. Op grond hiervan kunnen aanvragen van Turkse asielzoekers in de versnelde procedure worden afgedaan als kennelijk ongegrond. Er is sprake van langdurige detentie van Turkse asielzoekers, van het verhinderen van contact met rechtshulpverleners en van uitzettingen naar Turkije in strijd met het beginsel van non-refoulement. Verwezen wordt naar een veroordeling van Bulgarije door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in juli 2021. Na een korte verbetering in de beoordeling van asielverzoeken van Turkse onderdanen, verslechterde de situatie in 2023 weer aanzienlijk, met een afwijzingspercentage van 100%. In 2024 verbeterde het toewijzingspercentage enigszins, maar het bleef erg laag (met 0% erkenning als vluchteling). Migratiedeals tussen Turkije en Bulgarije, en niet de beoordeling van de beschermingsbehoefte, lijken de achtergrond te vormen voor de behandeling van Turkse asielzoekers door de Bulgaarse autoriteiten.
Eiser verwijst in dit kader naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 12 november 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:19887). Uit het AIDA-rapport van maart 2025 blijkt bovendien dat asielzoekers wel degelijk klagen, maar dit heeft kennelijk niet tot een toereikende financiering van de asielketen geleid. Ook blijkt niet op welke wijze eiser of Turkse asielzoekers in het algemeen, zouden kunnen klagen tegen hun behandeling door de Bulgaarse autoriteiten.
Beoordeeld had moeten worden of de overdracht van eiser zou kunnen leiden tot een uitzetting naar Turkije zonder inhoudelijke toetsing van zijn beschermingsbehoefte.
Eiser doet ook een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening. Er is onvoldoende gewicht toegekend aan het feit dat eiser genoodzaakt zal zijn zich alleen, zonder steun van in Nederland verblijvende familie, te verplaatsen naar Bulgarije, waar hij niemand kent en ook vanwege zijn Turkse nationaliteit vijandig zal worden bejegend.