ECLI:NL:CRVB:2012:BV7609
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW-pensioen en partnertoeslag met korting wegens niet-verzekering echtgenote
In deze zaak gaat het om de toekenning van een AOW-pensioen en een partnertoeslag aan appellant, waarbij de toeslag met 70% is gekort. De echtgenote van appellant was van haar 15e verjaardag tot 1 mei 2000 niet verzekerd voor de AOW, wat van invloed is op de hoogte van de partnertoeslag. Appellant, geboren in 1944, heeft in december 2008 een AOW-pensioen aangevraagd, maar kreeg te maken met een korting op de partnertoeslag. De rechtbank Groningen verklaarde het beroep ongegrond, en oordeelde dat de korting terecht was toegepast, omdat de echtgenote niet verzekerd was voor de AOW gedurende de relevante periode.
Appellant stelde dat hij recht had op een volledig AOW-gehuwdenpensioen en dat de korting op de partnertoeslag zijn bestaanszekerheid aantastte. Hij voerde aan dat hij als kostwinner gediscrimineerd werd ten opzichte van mensen zonder inkomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de hoogte van de partnertoeslag afhankelijk is van het aantal jaren waarin de partner verzekerd is geweest voor de AOW, en dat het feit dat appellant kostwinner is, hieraan niet afdoet.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van ontneming van eigendom in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, omdat de echtgenote in de periode voor haar vestiging in Nederland geen ingezetene was. De Raad liet in het midden of er sprake was van een inbreuk op het privé- of gezinsleven, maar oordeelde dat er een toereikende objectieve rechtvaardiging bestond voor het indirecte onderscheid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.