ECLI:NL:CRVB:2013:1649
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 58 van de WAZ en terugvordering van uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 21 mei 2003 een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), waarbij artikel 58 van de WAZ van toepassing was. Het Uwv had in een besluit van 12 februari 2010 de uitkering van appellant over de periode van 1 januari 2006 tot 1 januari 2008 op nihil gesteld, wat door appellant werd betwist. Hij stelde dat het Uwv artikel 58 WAZ langer had toegepast dan de wettelijk toegestane termijn van drie jaar en dat dit in strijd was met eerdere uitspraken van de Raad. De Raad oordeelde dat het Uwv in strijd met de wet had gehandeld door de uitkering langer op nihil te stellen zonder de juiste grondslag. De Raad benadrukte dat de werkzaamheden van appellant in aard en belasting gelijk waren gebleven en dat er geen nieuwe periode van geanticumuleerde inkomsten kon worden vastgesteld. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en droeg het Uwv op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.888,--.