ECLI:NL:CRVB:2015:3016
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- J. Brand
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Toekenning van maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een in 1979 geboren Tibetaan die in juni 2011 Nederland is binnengekomen, had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht afgewezen, omdat appellant geen rechtmatig verblijf had en er geen noodzaak was voor opvang. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het college hem maatschappelijke opvang moet bieden, omdat hij niet in zijn levensonderhoud kan voorzien. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op basis van de Wmo en de Vreemdelingenwet 2000 geen aanspraak kan maken op toelating tot de maatschappelijke opvang. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken die de bevoegdheden met betrekking tot de opvang van vreemdelingen verduidelijken.
De Raad concludeert dat er in de situatie van appellant geen sprake is van een positieve verplichting voor het college om opvang te bieden op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Gedurende de relevante periode van 6 juli 2012 tot en met 13 mei 2013 had appellant geen situatie van dakloosheid of dreiging van dakloosheid, aangezien hij beschikte over onderdak bij verschillende adressen. Daarom heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.