In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een incidentele aanvullende uitkering (IAU) door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De gemeente Montferland had op 9 juli 2012 een verzoek ingediend voor een IAU van € 520.793,- over het jaar 2011, maar dit verzoek werd afgewezen op basis van een niet-rechmatige uitvoering van de wet. De staatssecretaris verwees naar een advies van de Toetsingscommissie WWB, die stelde dat de rechtmatigheid van de bestedingen uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar moest blijken. De rechtbank Gelderland had de afwijzing van de staatssecretaris in een eerdere uitspraak bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de staatssecretaris niet aannemelijk had gemaakt dat het bieden van een herstelmogelijkheid in de bezwaarfase zou leiden tot ernstige verstoring van de budgetverdeling of financiële problemen voor andere gemeenten. De Raad concludeerde dat de gemeente Montferland had aangetoond dat het bedrag aan onrechtmatigheid onder de proportionaliteitsnorm bleef en dat de staatssecretaris dit in het bestreden besluit had moeten vaststellen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en kende de IAU toe aan de gemeente Montferland.
De uitspraak benadrukt het belang van de mogelijkheid tot heroverweging in bezwaar en de noodzaak voor de staatssecretaris om de rechtmatigheid van de gegevens tijdig vast te stellen. De Raad oordeelde dat de gemeente recht had op de IAU, gezien de uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt in de gemeente Montferland. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 2.205,- werden begroot.