ECLI:NL:CRVB:2016:1794
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering op grond van niet woonachtig zijn op het uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 23 januari 2013 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De intrekking van de bijstand vond plaats op basis van het feit dat appellant niet woonachtig was op het opgegeven uitkeringsadres, maar bij zijn moeder in een andere gemeente. Dit werd vastgesteld na een onderzoek door de sociale recherche, dat werd ingeleid door informatie van een woningstichting. Appellant had niet gereageerd op uitnodigingen voor gesprekken en had geen bezwaar gemaakt tegen eerdere besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Wijchen. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat appellant niet de benodigde medewerking had verleend. De Raad concludeert dat de onderzoeksresultaten voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. De medische situatie van appellant werd niet als een geldige reden gezien om van de intrekking af te zien. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.