ECLI:NL:CRVB:2017:1306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen onrechtmatig besluit van het Uwv inzake WW-uitkering en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd ongegrond verklaard. Appellant had een WW-uitkering aangevraagd na zijn werk bij een B.V. en kreeg te horen dat hij verwijtbaar werkloos was, waardoor zijn uitkering werd geweigerd. Na verschillende procedures en een verzoek om schadevergoeding, erkende het Uwv dat het eerdere besluit onrechtmatig was, maar bood slechts een beperkte schadevergoeding aan in de vorm van wettelijke rente. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat er geen sprake was van vertraging in de uitbetaling van een geldsom, omdat het Uwv het onrechtmatige besluit niet had herroepen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv in beginsel verplicht was om de schade te vergoeden, maar dat de wettelijke rente voldoende was om de schade door vertraging te dekken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.